= naar de lokale Singalese naam.
Geslacht van moerasplanten met meer dan 30 soorten uit de familie van de ➛Asteraceae.
Eenjarige en overblijvende planten uit de Amerika's met opgaande of neergebogen stelen. De tegenoverstaande bladeren zijn glad of getand. Voor het aquarium is tot dusverre alleen A. repens bruikbaar gebleken.
Walter 1807
Afkomstig uit het subtropische zuidoosten van de Verenigde Staten en het noordoosten van Mexico.
Groeit als omschreven bij het geslacht. Frisgroene, breed lancetvormige, naar beneden omkrullende bladeren, zittend aan donkere stelen. Bij voldoende licht krijgen de bladeren aan de top een rode tint en kleuren de stengels roodbruin. Bloeit met kleine, zonnebloemgele, samengestelde bloemen.
Hoogte tot 35 cm, breedte tot 6 cm.
Een betrekkelijk eenvoudige plant die ook voor starters in de hobby geschikt is. Veel licht is de belangrijkste voorwaarde. Bemesting en CO₂ zorgen voor een betere ontwikkeling.
Vermeerderen door het afnemen van zijscheuten.
Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.
Temperatuur: 18 tot 26° C
pH: 6-7 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
De sinds 2013 bekende plant wordt nog maar weinig aangeboden.
= zonder uitsteeksel voor de rugvin.
Klein geslacht van karperzalmen met 3 soorten uit de familie van de ➛Serrasalmidae.
Grotere vissen met langwerpig ruitvormig lichaam, met daardoor een opvallend hoge rug, met de rugvin op het hoogste punt. De kop is vrij spits, met een kleine, eindstandige bek met stevige kaken, voorzien van goed zichtbare tanden. De ogen zijn liggend ovaal met een ronde pupil. De aarsvin bevindt zich vanaf de hoek in de buiklijn. Deze is wat langer dan de rugvin, en soms van verlengde voorste vinstralen voorzien. De staartvin is V-vormig en, net als de andere vinnen, afgerond. Ook de vetvin ontbreekt niet.
Het ontbrekende uitsteeksel voor de rugvin is, in tegenstelling tot wat de naam aangeeft, wel degelijk aanwezig, maar is klein en valt weinig op.
Het betreft krachtige zwemmers die ook eens wel een sprong wagen, denk om een goede afdichting. Let ook op al te scherpe decoratie vanwege schrikreacties. Planten worden in de regel opgegeten. Houdt bij voorkeur in een kleine groep van minimaal vijf dieren. De dieren zijn weinig kieskeurig wat betreft inrichting, maar helder water en ten minste enige stroming zijn wel van belang.
Voedsel kan bestaan uit plantaardig voer, fruit en zaden, ook zijn er waarnemingen bij sommige soorten van het roven van schubben van grotere vissen. In het aquarium eten zijn de vissen niet moeilijk te wennen aan ➛diepvries- en ➛droogvoer.
Gosline 1951
Inheems in Brazilië, in de benedenloop van zowel de Amazone, de Xingu als de Tocantins rivier, altijd in helder, open water zonder schaduw.
Uiterlijk als vermeld bij het geslacht. Geelwit zilveren flanken met een lichtblauwe tot -groene waas, met daarover tot 10 donker grijsblauwe dwarsbanden vanaf de rug, die naar onderen per twee vaak samenvloeien en even tot over de zijlijn komen. Aars- en buikvinnen met witte voorste vinstralen, verder als de overige vinnen transparant. Het geslachtsonderscheid is alleen bij volwassen dieren te zien: mannen hebben in het midden van de aarsvin een kleine, puntvormige lob.
Lengte tot 15 cm.
Verzorging en gedrag als beschreven bij het geslacht.
Over de kweek is niets bekend.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 22 tot 28° C
pH: 6-7 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Geen IUCN status.