Geslacht van karpers met ruim 25 soorten uit de familie van de ➛Leuciscidae.
Scholenvissen uit de gematigde en subtropische delen van Europa, Azië en Noord-Afrika, met de grootste soortenrijkdom in Turkije.
Langwerpige en slanke, gestroomlijnde vissen met de vorm van een tafelmes, zijdelings sterk samengedrukt met een vrij scherpe, gewelfde buiklijn, maar een wat bredere rug, vooral bij de kop. Ook is de ruglijn meestal vlakker. Bek bovenstandig, klein. Rugvin vrij ver achterwaarts. Staart gevorkt. Zonder uitzondering vrijwel geheel zilverkleurige vissen, dankzij de grote hoeveelheid ➛guanine in de huid. Zijlijn volledig.
Als jonge dieren interessant voor het koudwateraquarium, maar vragen veel ruimte. Houdt ze met ten minste zes dieren samen. Springlustige dieren, dek het aquarium goed af.
Alleseters, te voeren met allerlei levend en diepvriesvoer van ➛dierlijke en plantaardige aard.
In Nederland en België komt enkel de alver, A. alburnus voor.

Alver
Inheems van West-Europa tot in de Wolga in Rusland, ook in ➛brak water. Ook in Ierland en Schotland. Bewoners van helder open water van rivieren en meren. In België en Nederland algemeen, maar aantallen nemen al jaren af.
Vorm als bij het geslacht vermeld. De gemiddelde lengte bedraagt zo'n 15 cm. Soms met een heldergele lengtestreep van de kieuwdeksel tot de staartvin. Jonge dieren gemakkelijk te verwarren met het vetje.
Lengte tot 25 cm.
Goed als jong dier te houden. Houdt temperaturen bij voorkeur onder de 18°. In aquaria nog niet nagekweekt, de dieren zetten in groepen in ondiep water af.
Geschikt voor aquaria vanaf 500 liter.
Temperatuur: 10 tot 24° C
pH: 6-8 dH: 8-30 fH: 14-53 ppm: 130-500