Slanke meervallen
Familie van kleine Zuid-Aziatische meervallen uit de orde van de ➛Siluriformes.
Zeer langwerpig gevormde vissen, naakt, met een voor meervallen kleine kop, maar wel breder dan het merendeels ronde lichaam. Nabij de staart zijdelings plat. Bek klein en eindstandig, met vaak een overstekende bovenlip en altijd vier paar baarddraden. Ogen klein en vrijwel bovenop de kop. Vinnen afgerond, rugvin ver naar voren. Voorste vinstraal aan rug-, borst- en buikvinnen meer of minder verdikt. Vetvin lang en onopvallend, soms met de staartvin verbonden. Vrouwen met een rondere buik, mannen met een bredere kop.
Bewoners van niet al te snel stromend water, met wisselende temperaturen en een stenige bodem.
Alle vier geslachten bevatten geschikte aquariumvissen, die echter maar zelden zijn te vinden: Amblyceps, Liobagrus, Proliobagrus en Xiurenbagrus.
Klein geslacht van meervallen met 6 soorten uit de familie van de ➛Doradidae.
Gedrongen Zuid-Amerikaanse meervallen met een brede kop, van boven afgeplat en van een benige 'helm' voorzien. De ogen hebben normale proporties . Bek breed, maar niet diep ingesneden. Drie paar baarddraden, twee rugkleurige lange op de bovenlip, twee kortere in buikkleur op de onderlip. Het achterlijf is met benige platen bedekt, met in het midden een korte doorn, aldus een rij vormend tot aan de staart. Rug en buik onbedekt. De borstvinnen zijn groot en de stevige voorste vinstraal is zowel aan binnen- als buitenkant van klein doorns voorzien. Rugvin vrij groot met eveneens een benige voorste vinstraal, de overige vinnen meer gebruikelijke proporties. Vetvin voor een meerval klein. De verschillende soorten zijn alleen op geringe uiterlijke verschillen en het formaat uit elkaar te houden.
Bewoners van vrijwel stilstaand water tussen boomwortels en begroeiing, om 's nachts in grote scholen op zoek te gaan naar voedsel.
In de regel vreedzame aquariumbewoners, al kan een kleine vis als hapje eindigen; daarom niet te klein gezelschap nemen. Desondanks vaak ook voor het ➛gezelschapsaquarium geschikt. Ook onderling verdraagzaam en gesteld op gezelschap, koop daarom altijd minimaal drie exemplaren. Zorg wel voor voldoende schuilgelegenheid. Hun nachtelijk leefpatroon wordt mogelijk niet door iedereen gewaardeerd, een lamp met rood licht 's avonds kan dan uitkomst bieden: deze kleur wordt niet waargenomen. De vissen produceren geluiden op twee manieren: door de borstvinnen in de gewrichtsholte te bewegen of door een spier, verbonden aan de zwemblaas, snel aan te spannen en los te laten.
Zowel ➛plantaardig als ➛dierlijk voedsel toedienen, bij voorkeur tegen de tijd dat het licht uitgaat. Zorg daarbij dat dit ook daadwerkelijk de bodem bereikt, willen de dieren geen honger lijden.
De kweek is niet eenvoudig en alleen bij A. nauticus gelukt.

Te vinden in de rio Guaporé, Branco en Essequibo in Brazilië en Guyana.
Lichaamsvorm als bij de geslachtsbeschrijving. Kleur rozig lichtbruin, koppantser donkerder. Rug betrekkelijk licht met weinig onregelmatige vlekken, onder de doornenrij een duidelijke, meer of minder brede lengtestreep die soms de gehele onderste flank bedekt. Buik wit. Kop en vinnen met vlekjes.
Lengte tot 13,2 cm.
Verzorging en gedrag als bij het geslacht vermeld. De kweek is nog niet gelukt.
Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.
Temperatuur: 22 tot 26° C
pH: 5-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
De naam affinis heeft betrekking op de gelijkenis met Doras dentatus, tegenwoordig ➛Platydoras costatus.
Kopen: ok.