= naar de Egyptische god Anubis.
Speerblad
Klein geslacht van moerasplanten met 10 soorten uit de familie van de ➛Araceae.
De naam van het geslacht komt van de voorkeur van deze planten voor gedempt licht: Anubis is de god van de onderwereld. Alle soorten hebben stevige, brede, donkere bladeren die nogal van vorm kunnen variëren. Om te voorkomen dat de bladeren veralgen is het aan te raden de planten niet te veel licht te geven.
Schott 1860
Nigeria, Kameroen. Groeit daar langs oevers die periodiek onder water staan.
De hier beschreven variant nana heeft een klein blad, staande op een even lange steel, die ontspruit aan een rizoom. Dit rizoom beslist niet onder de grond plaatsen, dat leidt tot rotting. De plant is een trage groeier en de bladeren hebben de neiging te veralgen. Eenmaal een flink veld ervan is echter zeer de moeite waard en geeft bodemdieren een prima beschutting.
Hoogte tot 10 cm, breedte tot 40 mm.
Een typische moerasplant, die zowel emers als submers te houden is. Meer licht levert snellere groei op, maar de plant tolereert een wijd bereik aan lichtsterkte.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 22 tot 28° C
pH: 6-8 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300
De barteri kent een vijftal variaties, waarvan de var. nana (klein) de bekendste is. De andere vier zijn barteri var. angustifolia, barteri var. barteri, barteri var. caladiifolia en barteri var. glabra, allemaal minder geschikt voor aquariumgebruik. De varianten verschillen vooral wat betreft bladvorm.
= zonder staart.
Kikkers
Orde van ➛gewervelde dieren uit de klasse van de amfibieën of ➛Amphibia.
Grootste groep binnen deze klasse, die zich kenmerken door een brede kop die overgaat in het naar achteren nog breder wordend lichaam. Bij de achterpoten versmalt het snel in een staartloze achterzijde. De voorpoten zijn vrij kort en de klauwen van vier vingers voorzien. Achterpoten zijn vaak zeer lang en gespierd, klauwen dragen vijf tenen. Deze dieren kunnen ver springen. Dat is voor deze dieren ook de voornaamste vorm van voortbewegen. De soorten met kortere achterpoten lopen, evenals salamanders, als hagedissen, met een slingerbeweging. Springen gaat ook, maar niet bijzonder ver.
De paartijd valt voor kikkers in Nederland en België in het vroege voorjaar. Mannen lokken vrouwen met kwakende geluiden, waarbij de daarvoor gebruikte lucht wordt verzameld in de zeer rekbare wangen die dan als ballonnen opblazen. Eenmaal een partner gevonden, kruipt de man op de rug van de vrouw en houdt haar vast achter de oksels van de voorpoten en verkrampt in die houding. De paring vindt onder water plaats, waarbij eieren worden afgezet en uitwendig bevrucht. Na afzetten ontwikkelt zich een flinke gelvormige laag om de grijszwarte eieren en vormen een klomp of lange, dubbele snoeren, het kikkerdril of paddensnoeren. Enkele soorten kennen een inwendig bevruchting.
In België en het waterrijke Nederland komen relatief veel kikkersoorten voor in de geslachten Bufo, Hyla, Pelophylax en Rana. Voor het aquarium zijn de klauwkikker Xenopus laevis en de dwergklauwkikker Hymenochirus boettgeri populair.
= zonder tanden langs de wang.
Geslacht van karperzalmen met ten minste 15 soorten uit de familie van de ➛Parodontidae.
Slanke en gestroomlijnde, bodem bewonende vissen uit Zuid-Amerika, alle uit het stroomgebied van de rivieren La Plata en Paraná in het zuiden van Brazilië, Paraguay en noordelijk Argentinië. De verschillende soorten zijn ook voor kenners niet eenvoudig te onderscheiden. De naam heeft betrekking op het ontbreken van tanden in de zijkanten van de onderkaak.
Het zijn alle bewoners van snel stromend zijrivieren en vereisen om die reden helder en zuurstofrijk water. Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit ➛aufwuchs, maar ook ander voedsel wordt graag gegeten. Zorg wel voor een goed aandeel ➛plantaardig voedsel. Het zijn sociale dieren die elkaars gezelschap opzoeken, houd ze daarom in een groep van ten minste 8 dieren.
Steindachner 1879
Afkomstig uit Paraguay.
Aangegeven lengte is een maximum, deze wordt in de regel niet gehaald. Grondkeur gebroken zilverwit, met over het midden een vrij brede zwartbruine lengtestreep en een geelbruin tot groengele rug. Vinnen transparant. Bij schrik of stress kunnen de vissen in een oogwenk geheel verbleken.
Lengte tot 15 cm.
Zeer levendige vissen, die niet te hoge temperaturen verlangen. 27° is echt het maximum. Als algeneter kan de vis het ergste onder controle houden, maar verwacht geen wonderen.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 22 tot 26° C
pH: 6-7 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300
Geen IUCN status.