Geslacht van garnalen met ten minste 10 soorten uit de familie van de ➛Atyidae.
Vrij grote dieren van de oost- en westkust van Midden- en Zuid-Amerika en de westkust van Afrika.
Fors gebouwde garnalen met krachtige, naar voren gerichte looppoten en vier waaiers, waar schaartjes bij garnalen gebruikelijk zijn. Het voorste looppotenpaar is veel steviger dan de andere twee, bij sommige soorten aanzienlijk. Deze zijn bovendien bezet met puntige knobbeltjes. Alles is erop gericht de garnaal staande te houden in sterke stroming, de dieren zijn namelijk ➛rheofiel. Het tweede segment in het ➛abdomen vanaf de ➛carapax is breder en overlapt de segmenten aan weerszijden. Genoemde waaiers worden gebruikt om ➛plankton uit het water te filteren. Ook leiden ze een ➛amfidrome levenswijze; hun jongen spoelen zelf als plankton naar zee, om terug te keren als ze volwassen zijn.
Ondanks hun robuuste uiterlijk zijn de dieren schuw te noemen, en zijn met name 's nachts actief. Na enige gewenning worden ze ook actief op de voermomenten. Het zijn vreedzame dieren die medebewoners en planten met rust laten.
Belangrijk is de aanwezigheid van schuilplaatsen, zeker in de kwetsbare periode rond de vervelling. Het duurt enige uren voor deze is uitgehard en bescherming biedt.
De dieren zijn gevoelig voor grote veranderingen in watersamenstelling, ververs daarom niet te veel ineens. Een flinke stroming in het aquarium geeft de dieren de vertrouwde omgeving waar hun levenswijze bij past. In het aquarium zoeken ze doorgaans de uitlaat van het filter op, om in de stroming daarvan het water met de waaiers te filteren. In een min of meer vast patroon worden deze om beurten tussen de monddelen geleegd. Aangezien aquariumwater in de regel kraakhelder is, levert dat maar weinig op.
Gericht voeren met fijn voer is daarom aan te raden. Krijgen de dieren te weinig, dan stappen ze op een andere methode over, en wordt met de waaiers eten van de bodem geschraapt. Dat is in de regel het teken dat ze voedsel tekort komen.
De kweek is lastig. De garnalen produceren tot enkele honderden eieren. De opfok van de jongen vereist brak water, te zoet water leidt tot verlies van jongen. Zodra de jongen vrij zwemmen zijn ze zeer klein. In enkele maanden tijd groeien ze uit tot kleine garnalen, waarin het de kunst is langzaamaan het zoutgehalte weer te verlagen.
Giebel 1875
Afrikaanse waaierhandgarnaal
Afkomstig uit de kuststreek West-Afrika, van Senegal tot in Congo.
Vorm als beschreven bij het geslacht. De kleur is variabel, van beige, oranjerozig tot bruin, grijs of blauw, en kan licht of donker zijn. De watersamenstelling lijkt van invloed; harder water geeft meestal een blauwe kleur. Na iedere vervelling is het de vraag wat dan de kleur zal worden. De aangegeven lengte is wat de garnalen meestal bereiken in gevangenschap. In de natuur worden de garnalen in de regel groter.
Lengte ♀ tot 8 cm, ♂ tot 12 cm.
Verzorging en gedrag als aangegeven bij het geslacht.
De kweek is gelukt. Zie de geslachtsbeschrijving.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 23 tot 30° C
pH: 6-8 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300
Kopen: ok.