Groot geslacht van slakken met ten minste 50 soorten uit de familie van de ➛Neritidae.
Kieuwslakken die vooral in zoet en brak water voorkomen. Vele soorten zijn fraai gekleurd; veel voorkomend zijn de met de winding meedraaiende brede zwarte streep op een lichte ondergrond en lichte spikkels met een donkere ernaast, alle aan dezelfde kant, waardoor het schaduwen lijken. Meerder soorten hebben op de schelp een nauwelijks waarneembare kiel met soms opvallende uitsteeksels. De slakken zijn van gescheiden geslacht, maar het onderscheid is niet te zien. Alle slakken hebben een ➛operculum.
De slakken groeien langzaam. Zeer effectieve algeneters, die de planten met rust laten. Met name ➛punt- en ➛draadalgen worden gegeten. Eventueel ➛herfstbladeren of algentabletten bijvoeren bij gebrek aan voedsel. Ook droogvoer wordt gegeten na enige gewenning. Witte eipakketjes worden geregeld afgezet, sommigen vinden deze storend.
Kweken is moeilijk, aangezien in de natuur deze slakken er een ➛amfidrome levenswijze op na houden en brak water nodig hebben om op te groeien, maar is al wel gelukt door geleidelijk het zoutgehalte aan te passen.
Linneaus 1758
Geweislak, stekelslak
Afkomstig uit Indonesië en West Papoea.
Schelp als beschreven bij het geslacht. Variabel van tekening, maar grijsgroen of -bruin, van kleur. Door selectieve kweek zijn helderder gekleurde varianten verkrijgbaar.
Lengte tot 30 mm.
Verzorging en kweek als bij het geslacht vermeld.
Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.
Temperatuur: 20 tot 28° C
pH: 7-8 dH: 4-30 fH: 7-53 ppm: 70-500
Kopen: ok.
Récluz 1841
Inheems in Indonesië en op de Filipijnen.
Uiterlijk als aangegeven bij het geslacht. Tekening variabel tussen twee typen, of zwart-geel gestreept, meedraaiend met de wikkeling, of met een druppeltekening op een egaal geelbruine grondkleur.
Lengte tot 25 mm.
Verzorging en kweek als andere soorten.
Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.
Temperatuur: 20 tot 28° C
pH: 7-8 dH: 4-30 fH: 7-53 ppm: 70-500
Kopen: ok.