= gebogen (vrucht).
Aanzienlijk geslacht van moerasplanten met meer dan 250 soorten uit de familie van de ➛Lythraceae.
Moerasplanten met opgaande stengels en kruiswijs tegenoverstaande bladeren, afkomstig uit tropisch en subtropisch gebied in Noord- en Zuid-Amerika. Bekende sierplanten aldaar, slechts enkele soorten zijn geschikt voor permanente onderwatercultuur. Tot dusver wordt daarvan slechts één beperkt aangeboden.
St. Hilaire 1833
Endemisch in het noorden en oosten van Brazilië. Te vinden in ondiep water aan rivier- en meeroevers, sloten.
Kleine planten met lepelvormige sessiele groene bladeren, die nabij de top vlekkerig rood kleuren aan de bovenzijde. De bladeren zijn enigszins bobbelig tussen hoofdnerf en rand. De stengels zijn stevig.
Hoogte tot 20 cm, breedte tot 20 mm.
Een moeilijke plant die bij veranderende omstandigheden al gauw verslijmt. Voor een mooie roodkleuring is veel licht en ijzerbemesting nodig. De plant profiteert ook van andere meststoffen en ➛CO₂. De plant wordt weinig aangeboden.
Te vermeerderen door zijtakken af te nemen en te poten.
Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.
Temperatuur: 18 tot 28° C
pH: 5-8 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300
De plant wordt nogal eens als een Rotala of Bacopa soort aangezien.