ethelwynnaeEuphausiacea

ethelwýnnae

= naar Brits ichtyoloog Ethelwynn Trewavas.

Aulonócara

Euglenáceae

= afgeleid van Euglena.

Oogdiertjes

Eencelligen uit de verzamelgroep van de ➛Flagellata met ruim veertig soorten die voornamelijk in zoet water voorkomen.

De lengte ligt tussen de 15 en 40 µm. Oogdiertjes hebben een langgerekt ei- tot spoelvormig lichaam met aan één kant een zweepdraad voor voortbeweging. Aan de basis van de draad bevindt zich een oogvlek, die slechts licht en schaduw waarnemen.

Euglenaceae
Oogdiertje Phacus acutus. © ➛Dr. R. Wagner
Ook bevinden zich in het lichaam ➛chloroplasten, wat de oogdiertjes deels fototroof maakt. Ter aanvulling worden voedingsstoffen uit de omgeving opgenomen.

Oogdiertjes bewegen zich voort in een spiralende beweging, waardoor met de oogvlek de richting van het licht kan worden bepaald. Afhankelijk van de lichtsterkte wordt naar het licht toe of er vanaf bewogen; te veel licht beschadigt de oogvlek.

Euglena vermeerdert zich voor zover bekend uitsluitend door deling. Seksuele voortplanting is nog niet waargenomen.

In voedingsrijk water kunnen oogdiertjes ➛waterbloei veroorzaken, het water kleurt dan groen.

Euglenóida

= afgeleid van Euglena.

Stam van eencellige ➛flagellaten die één of twee flagellen of zweepharen dragen. Kenmerkend is een kristallen staafje in de zweephaar. Soms zijn ➛bladgroenkorrels aanwezig.

Bekende vertegenwoordigers van deze stam zijn de oogdiertjes uit de familie van de ➛Euglenaceae, en de parasitair levende ➛Ichthyobodo necator.

Euphausiácea

= afgeleid van Euphausia.

Krill

Orde van kleine tot middelgrote garnalen uit de onderstam van de kreeftachtigen of ➛Crustacea, die uitsluitend in grote groepen in zee leven. Hun lengte varieert voornamelijk rond de 1 tot 2 cm, met enkele uitschieters tot 15 cm. Ondanks hun geringe grootte valt deze groep dieren onder die met de grootste biomassa. Deze voeden zich door het uitfilteren van ➛plankton van vooral plantaardige, maar ook dierlijke aard, afhankelijk van de soort. Krill komt in alle oceanen voor, soms in de eerste 100 meter aan de oppervlakte, soms meerdere kilometers diep.

Ruwweg de helft van alle krill wordt gegeten door walvissen, zeehonden, pinguïns en inktvissen, en de vangst is om die reden aan strikte regels gebonden. Desondanks neemt de hoeveelheid krill af sinds de jaren '70, vermoedelijk door klimaatverandering.

Euphausiacea
Krill. © ➛WHQ

In de handel wordt krill in ➛diepvriesvorm of als ➛droogvoer aangeboden, vanwege de hoge voedingswaarde: weinig vet, en 16% eiwit. Bovendien is krill, dankzij de vanglocatie nabij Antarctica, erg schoon voer, vrij van ➛zware metalen.