GlyceriaBereik van paginaGnathonemus petersii

Glycéria

= zoet.

Vlotgras

Uitgebreid geslacht van planten met meer dan 50 soorten uit de familie van de ➛Poaceae.

Slechts één soort is beperkt bruikbaar.

Moeilijkheid 3 (0-3)

máxima

Holmberg 1919

Liesgras

Inheems in Europa tot in West Siberië, maar daarbuiten ook als invasieve exoot. Groeit langs natte oevers, maar ook deels of geheel onder water

Smalle, opgaande stengels met, als alle grassen, lintvormige, zachte bladeren die aan de basis de stengel omvatten en recht omhoog groeien. Helder lichtgroen. Boven water met steviger bladeren.

Hoogte tot 2 m, breedte tot 8 mm.

Een voor het tropisch aquarium eigenlijk ➛ongeschikte soort, die het echter wel ongeveer een maand uithoudt. Als de plant na die tijd bruin wordt en begint in te storten kan deze door een nieuwe worden vervangen. De planten wortelen sterk, reden om deze op een praktische plaats te zetten. Deze planten vormen een mooi contrast door de zeer smalle vorm met opgaande lintbladeren. Een dergelijk effect kan echter ook met ➛Vallisneria worden bereikt, waarvan de cultuur eenvoudiger is. Vooral voor hoge bakken geschikt.

De plant vormt vele uitlopers die de oude plant kunnen vervangen. Eventueel exemplaren in de tuin of vijver kunnen als voorraad dienen.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 22 tot 26° C

pH: 6-7   dH: 8-12   fH: 14-21   ppm: 130-200

Gnathónemus

= met draden aan de kin.

Klein geslacht van beentongvissen met 4 soorten uit de familie van de ➛Mormyridae.

Tapirvissen uit Afrika ten zuiden van de Sahara. Langwerpige vissen met gespiegelde rug- en aarsvin, samen met een denkbeeldige ruitvorm. Startwortel smal en lang. Onderlip zeer beweeglijk, langwerpig en rond, bek bij de kop. Zie ook de familiebeschrijving.

Onderling nogal onverdraagzame dieren, naar andere soorten echter vreedzaam. Om die reden enkel in een niet te kleine groep te houden, denk aan vijf of meer dieren, in een zeer ruim aquarium. Indien als tweetal gehouden eindigt één doorgaans dood. In kleinere bakken daarom alleen als enkeling te houden.

Nachtelijk levende dieren die pas tegen de schemering actief worden. Zorg daarom voor niet te fel licht. Demp dit met bijvoorbeeld ➛drijfplanten. Voor voedsel wordt vooral de bodem met de lange onderlip afgesnuffeld. Fijn, afgerond ➛grind is daarom het best, eventueel met een laag ➛herfstbladeren.

Vooral ➛wormachtig voedsel wordt het liefst gegeten. Met behulp van een zwak elektrisch veld worden dit opgespoord. Een voordeel is ook dat deze snel naar de bodem zakken, waar deze voor andere vissen al gauw over het hoofd worden gezien. In de voedselcompetitie delven deze vissen al gauw het onderspit, reden om niet te felle en robuuste medebewoners te nemen.

Geen van de dieren is tot dusver nagekweekt. Mogelijk dat in het aquarium de elektrische velden verstoord raken en mannen en vrouwen elkaar daardoor niet meer herkennen.

Moeilijkheid 2 (0-3)

petersii

Günther 1862

Tapirvis, olifantsvis

Inheems in vooral de kustlanden van West-Afrika, van Mali tot in Zambia, met De Centraal Afrikaanse Republiek als meest noordoostelijke land. Te vinden in langzaam stromend, beschaduwd en modderig of dicht beplant water.

Gnathonemus petersii
De tapirvis. © H. Frey

Vorm als beschreven bij geslacht en familie. Kleur donker zwartbruin, rug- aarsvin combinatie en staart nog wat donkerder. De laatste met een gebroken witte rand, de eerste met een dergelijke rand aan de voorzijde, met elkaar verbonden. De achterzijde doorschijnend. Daarbinnen nog een gebroken witte gedeeltelijke kromme dwarsstreep. Geslachtsonderscheid is moeilijk te zien, enkel de vorm van het geproduceerde elektrische veld geeft zekerheid.

Lengte tot 22,5 cm.

Verzorging en gedrag als vermeld bij het geslacht. Territoriale dieren, maar vreedzaam naar andersoortige dieren. Ook agressief tegen andere leden uit de familie. Zet planten in potten en veranker deze met bijvoorbeeld stenen: de vissen woelen de bodem geregeld om. Over de kweek zijn geen gegevens bekend.

Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.

Temperatuur: 22 tot 28° C

pH: 6-8   dH: 4-18   fH: 7-32   ppm: 70-300

Kopen: ok.

Margevuller