HypseleotrisBereik van paginaHypseleotris cyprinoides

Hypseleotris

= hoge Eleotris.

Geslacht van grondels met ten minste 20 soorten uit de familie van de ➛Eleotridae.

Wat grotere ➛slaapgrondels met een wijde verspreiding. Als vele grondels migreren deze dieren gedurende hun bestaan tussen zoet en volledig zeewater, en zijn zeer tolerant wat waterwaarden in het algemeen aangaat.

Langwerpig ovale, zijdelings maar weinig samengedrukte dieren met een afgeronde snuit: de voorhoofdslijn is soms veel sterker gewelfd dan de keel. De bek is klein en eindstandig. Gebruikelijk in de orde is de hoge dubbele rugvin, de achterste het spiegelbeeld van de lange en eveneens hoge aarsvin. Alle drie zijn bij mannen vaak opvallend gekleurd. De staart is waaiervormig. Vrouwen zijn, behalve kleiner, minder opvallend gekleurd in bruintinten.

Houdt deze vissen bij voorkeur met minimaal 6 exemplaren. Schuwe dieren, met enig beleid en niet te opdringerige soorten echter ook in het gezelschapsaquarium te houden. Schuilplaatsen zijn van groot belang, met hout en stenen kunnen die worden gemaakt. Stroming bij voorkeur niet te sterk. Een donkere bodem en niet te fel licht doet de kleuren het mooist uitkomen.

Niet moeilijk met voedsel, zolang dit van vooral ➛dierlijke aard is en niet te groot, denk daarbij aan ➛muggenlarven, ➛kleine kreeftachtigen en ➛wormen. Ook droogvoer is zelden een probleem. Een klein aandeel plantaardig voer is eveneens nodig.

Kweken is door de ➛amfidrome levenscyclus vrijwel onmogelijk. Productieve dieren die meerdere duizenden eieren op een zorgvuldig schoongemaakte steen of andere stevig oppervlak afzetten. De vislarven zijn zeer klein en eten niet: een darmkanaal ontbreekt nog. De jongen spoelen met de stroom mee naar zee, waar ze leven van mariene plankton. Eenmaal geslachtsrijp wordt de reis naar de geboortegronden ondernomen.

In de handel worden deze dieren zelden aangeboden.

Moeilijkheid 2 (0-3)

compréssa

Krefft 1864

Inheems in Australië, langs de gehele noord en oostkust tot aan de Towamba rivier in het zuidoosten van Nieuw Zuid Wales, en in zuidelijk Nieuw-Guinea.

Hypseleotris compressa
Hypseleotris compressa in baltskleuren. © G. Schmida

Vorm volgens de geslachtsomschrijving. Grondkleur bruingeel met ongeveer 10 onduidelijke, donkere dwarsstrepen. Boven de borstvin bij mannen een zwarte vlek, vrouwen met een halve dwarsstreep áchter de borstvin. Aars- en rugvinnen een lichtblauwe rand. Mannen bovendien met een brede zwarte zoom daarbinnen, dan een dunne lijn kleurloos, de rest tot het lichaam fel rood. Staartvin met regelmatige rijen witte stipjes tussen de vinstralen, achterste rugvin aan de basis wat grotere stippen. Tijdens de bronst kleuren mannen nog feller rood, evenals hun kop en buiklijn.

Lengte ♀ tot 10 cm, ♂ tot 12 cm.

Verzorging, gedrag en kweek als omschreven bij het geslacht.

Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.

Temperatuur: 20 tot 35° C

pH: 5-8   dH: 0-30   fH: 0-53   ppm: 0-500

Kopen: ok.

Moeilijkheid 2 (0-3)

cyprinoídes

Valenciennes 1837

Wijd verspreid rond de Indische Oceaan: langs de kusten van Afrika, zuidelijk Azië en Oceanië.

Hypseleotris cyprinoides
Hypseleotris cyprinoides tijdens de bronst. © ➛A. Wagnitz

Kleur en tekening vergelijkbaar met H. compressa, maar eenvoudiger. Lichaam wat slanker. Lichaam eveneens bruingeel, met soms enkele dwarsstrepen achter de borstvin, soms een halve lengtestreep. Mannen vóór de borstvin een smalle, hoge zwarte vlek. Vrouwen een dwarsstreep over de volle lengte, van onderlip tot de staartvin, onder de zijlijn. Rug-, aars- en buikvinnen met een dunne lichtblauwe of witte rand. Rugvinnen zwart met lichtblauwe of witte stippen of strepen. Aarsvin oranjerood met een zwart met witte rand. Vrouwen met transparante vinnen. Mannen tijdens de bronst met een oranje kop en staartvin.

Lengte ♀ tot 7 cm, ♂ tot 8 cm.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 20 tot 35° C

pH: 5-9   dH: 0-30   fH: 0-53   ppm: 0-500

IUCN gegevens ontbreken.

Margevuller