KieuwenKieuwkreeften

Kieuwen

Veel waterdieren, met name ➛beenvissen, ➛ademen met kieuwen. Aan weerszijden van de mondholte zijn deze meestal in, of achter, de wang aanwezig, enigszins afhankelijk van de bouw van de vis. In de kieuwspleet, de opening achter de wang, bevindt zich een gebogen been, de kieuwboog (1, zie afbeelding), met vele parallelle uitsteeksels, de kieuwplaatjes (3), die met bindweefsel (4) aan het been zijn verbonden. . Op deze kieuwplaatjes staan dicht op elkaar geplaatste, goed doorbloede secundaire kieuwplaatjes. Aan de voorzijde bevinden zich tanden (2), die als zeef fungeren.

Kieuwen
Voorbeeld van een kieuwboog. © H. Frey

Om te ademen moet vers, zuurstofrijk water langs deze secundaire kieuwplaatjes worden geleid. Vissen doen dit door de mondholte via de bek te vullen met water en te legen via de kieuwen. De kieuwdeksel die aan de buitenkant de kieuwboog beschermt, behoedt tevens voor 'valse trek' bij het vullen van de mondholte. Bij het leegdrukken wordt de bek gesloten. Vaak bevindt zich in de bek een terugslagklep in de onderkaak, die de bek afsluit bij het uitademen, en aldus uitstroom via de kieuwen afdwingt en de vis de bek niet (helemaal) hoeft te sluiten. Vooral bij grotere vissen, zoals cichliden, is dat soms goed te zien.

Andere aquariumdieren die met kieuwen ademen zijn ➛garnalen en kieuwslakken.

Bij garnalen bevinden de kieuwen zich in de ➛carapax. Bij de meer doorzichtige dieren zijn deze goed te zien: snel wapperende horizontale vliezen even onder de ogen.

Kieuwslakken zijn klein en hoeven voor voldoende zuurstofopname geen waterstroom langs de kieuw op te wekken. Kieuwen bij slakken steken vanonder de schelp en kunnen allerlei vormen hebben, bijvoorbeeld een klein pluimpje bij de ➛vijverpluimdrager of een aantal uitsteeksels boven de kop bij de ➛torenslak.

Kieuwkreeften

Ergasilus