= naar Duits ichthyoloog Moenkhaus.
Omvangrijk geslacht van karperzalmen met ruim 90 soorten uit de familie van de ➛Characidae.
Groot geslacht van vrij kleine Zuid-Amerikaanse karperzalmen. Lichaamsvorm variabel, soms met een min of meer ovaalronde lichaamsvorm en daarmee anders dan de andere grote geslachten ➛Hemigrammus en ➛Hyphessobrycon, maar doorgaans met de meer gebruikelijke langwerpige spoelvorm. De zijlijn is volledig en schubben zijn aanwezig op de staartwortel, kleiner dan de overige. Een vetvin is aanwezig. Rugvin kort, aarsvin lang, als bij Hyphessobrycon. De kop is vrij stomp, met een kleine, bovenstandige bek. Vrouwen zijn wat steviger van bouw dan mannen. Deze zijn vaak kleurrijker.
Vreedzame scholenvissen die ook in het gezelschapsaquarium een prima toevoeging zijn. Houdt ze echter niet met al te drukke of agressieve medebewoners, dan neemt de schuwheid toe en verdwijnen ze tussen de planten. De vissen geven weinig om specifieke waterwaarden, geef ze wel voldoende zwemruimte in een niet te klein aquarium, want met een schooltje van minimaal acht tot tien exemplaren hebben ze de ruimte wel nodig. Zorg daarnaast voor beplanting langs de randen om de laagste in rang dekking te geven. Drijfbladeren of -planten dempen het ➛licht wat en stelt de dieren meer op hun gemak, een donkere ➛bodem versterkt dit effect nog. Ook met voedsel zijn deze vissen niet moeilijk en eten ze vrijwel alle soorten dierlijk voer, zolang het maar naar binnen kan.
Kweken levert zelden een probleem op en verloopt als bij andere leden uit de familie.
Géry 1965
Afkomstig uit de bovenloop van de Amazone rivier, met name in Peru.
Lichaamsvorm als vermeld bij het geslacht, met een wat forsere kop. Grondkleur licht roodbruin met zes tot zeven dunne rode lengtestrepen die op de staartwortel samenkomen in een donkere vlek. Oogrand rood , met onder een blauwe vlek. Vinnen transparant met op de ongepaarde exemplaren een vaal paarswitte puntvlek.
Lengte tot 7 cm.
Verzorging als beschreven bij het geslacht. Wat agressievere soort, onderling maar ook naar andere dieren. Desondanks prima gezelschap voor andere soorten.
Over de kweek zijn nog geen gegevens, maar verloopt vermoedelijk als beschreven bij het geslacht en de familie.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 23 tot 30° C
pH: 5-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Kopen: ok.
Eigenmann 1908
Noorden van Zuid-Amerika, in de Orinoco rivier en rivieren ten noorden daarvan.
Uiterlijk als beschreven bij het geslacht. Wat langwerpiger soort met een spoelvormig lichaam. Grondkleur transparant olijfgroen, vooral op de rug. Rugvin transparant geel, gevorkte staartvin aan de basis geel rond een zwart driehoekje, lobben beide met een zwarte vlek en een wit puntje. Overige vinnen kleurloos. Vrouwen zijn wat voller van bouw en minder kleurrijk. Gemiddeld worden de dieren 5 cm lang.
Lengte tot 8 cm.
Verzorging en gedrag als aangegeven bij het geslacht. Zorg voor schaduwplekken en een dichte beplanting. Knabbelt graag aan lange vinnen. Zorg voor voldoende ruimte en dieren in de groep.
De kweek verloopt als bij het geslacht, maar is een wat lastiger soort.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 23 tot 28° C
pH: 6-7 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Kopen: ok.