NemacheilusBereik van paginaNemacheilus fasciatus

Nemachéilus

= met draden aan de lippen.

Geslacht van karpers met ruim 30 soorten uit de familie van de ➛Nemacheilidae.

Aziatische modderkruipers met een rond, langwerpig lichaam, naar achteren smaller wordend. Rug- en buiklijn bijna parallel, enkel bij de kop neerwaarts gebogen. Deze heeft een onderstandige bek, met rondom drie paar baarddraden. Allemaal kenmerken van een leven op de bodem, al zwemmen deze vissen ook geregeld een eindje daarboven. Andere kenmerken zijn onder meer de grote ogen, de gevorkte staart met een wat grotere bovenste helft en de volledige zijlijn. Mannen zijn snel te herkennen aan de smalle huidflap onder het oog. Vrouwen zijn zichtbaar steviger.

Soorten zijn vaak moeilijk te onderscheiden door hun vaak variabele tekening. Het meest betrouwbare gegeven is de herkomst, al is daarin ook soms weer overlap.

Vreedzame dieren, enigszins schuw aangelegd. Gesteld op soortgenoten, houdt ze met minimaal vijf samen. De schuwheid vermindert in de regel in de aanwezigheid van andere soorten, mits niet te dominant. Bij schrik of stress kunnen de dieren in een oogwenk van kleur verschieten in een licht- of juist donkergrijze tint.

Zorg voor voldoende stroming, maar overdrijf het niet. Belangrijk is het water zuurstofrijk te houden. Een bodem van fijn, afgerond grind is aan te raden voor alle bodemvissen. Rolkeien in allerlei maten komen ook in de natuurlijke omgeving voor, al worden de dieren soms ook boven een laag ➛herfstbladeren waargenomen.

Niet moeilijk met eten, alle vormen voldoen, zowel levend, diepvries- als droogvoer. Ook detritus en plantaardige resten worden gegeten, maar enkel als aanvulling.

Geen van deze dieren is tot dusver nagekweekt.

Moeilijkheid 2 (0-3)

córica

Hamilton 1822

Bekend van de Koshi rivier in oostelijk Nepal en het aangrenzende India, en het erop volgende deel van de Ganges/Padma rivier. Niet alle waarnemingen zijn zeker.

Nemacheilus corica
Nemacheilus corica. © ➛P. Maguire

Lichaam als bij het geslacht vermeld, maar niet robuust gevormd. Borstvinnen opvallend groot. Bruinig zilverwit met bruine zadelvlekken en daaronder over het midden een rij bruine stippen, soms op de voorst helft nog een rij vlekjes er tussen. Staartvin aan de basis een donkere dwarsstreep. Vinnen transparant, enkel de rugvin heeft een bruine dwarsstreep, een donkere vlek vooraan de basis daarvan ontbreekt..

Lengte ♀ tot 45 mm, ♂ tot 40 mm.

Verzorging en gedrag als aangegeven bij het geslacht.

Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.

Temperatuur: 15 tot 24° C

pH: 6-8   dH: 0-18   fH: 0-32   ppm: 0-300

Kopen: ok.

Moeilijkheid 2 (0-3)

fasciátus

Valenciennes 1846

Inheems in het zuiden van China en op de Indonesische eilanden Sumatra en Java.

Kleur geelbruin tot bruinig grijs, met een regelmatige rij langwerpige zadelvlekken, eerder strepen, die even boven de buiklijn eindigen. Deze zijn breder dan de tussenruimte. Basis van de rugvin in de lichaamskleur, staartvin bij oudere dieren rood. Vinnen aan de buikzijde kleurloos.

Lengte tot 8 cm.

Verzorging en gedrag als bij de geslachtsbeschrijving.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 22 tot 26° C

pH: 6-8   dH: 4-12   fH: 7-21   ppm: 70-200

Kopen: ok.

Margevuller