Klein geslacht van mesvissen met 2 soorten uit de familie van de ➛Notopteridae.
Langwerpige, zijdelings sterk samengedrukte vissen met een opvallend lange aarsvin. De verspreiding beslaat zuidelijk Azië, van Pakistan tot in Indonesië.
Handige en lenige vissen. Voorste lichaamshelft sterk gewelfd, maar minder dan bij het verwante ➛Chitala. Het lichaam loopt met een elegante flauwe bocht naar achteren omhoog en loopt taps toe. De lange aarsvin is vergroeid met de staart. Midden op de rug is een zeer korte, vrij hoge rugvin. De buikvinnen zijn zeer klein en staan kort voor de aarsvin. De borstvinnen staan laag ingezet. De kop is betrekkelijk klein, met een diep, onder de ver naar voren geplaatste ogen door, ingesneden bek. Daardoor lijkt de kop enigszins op die van een slang. Beide soorten zijn enkel door ➛DNA-onderzoek uit elkaar te houden. De herkomst is voor een belangrijk deel bepalend voor de soort.
Vissen met een nachtelijke leefwijze, die onderling bijterig en onverdraagzaam zijn. Zolang de dieren klein blijven zijn ze goed te houden in een speciaalaquarium. Dieren die tot de maximumlengte uitgroeien zijn enkel geschikt voor openbare aquaria. Aquarium dicht beplanten, van stukken hout voorzien en zorgen voor gedempt licht.
In de natuur bestaat het voedsel uit larven, kleine kreeftachtigen en kleine vissen, en af en toe wortels van waterplanten. In het aquarium eten de dieren ook diepvriesvoer en wormen. Vermijd zoogdiervoer, de vetten daarin verteren te moeilijk en geven darmproblemen.
Aziatische mesvis
Het verspreidingsgebied beslaat Zuidoost-Azië en Indonesië. Voorheen werden daar ook Pakistan en India toe gerekend, maar een studie uit 2020 wijst uit dat het daar om de afwijkende soort N. synurus gaat.
Lichaam als beschreven bij het geslacht De gemiddelde lengte bedraagt ongeveer 25 cm. Kleur egaal zilver, met een bronskleurige rug. Ook veel donkerder variaties komen voor. Vinnen bij jonge dieren blauwig, bij volwassen dieren bruinig donkergrijs. Het geslachtsonderscheid is niet bekend.
Lengte tot 60 cm.
Verzorging en gedrag als vermeld bij het geslacht.
De kweek lukt zelden, ruim 10.000 eieren zouden worden afgezet, die na ongeveer een week uitkomen. Deze worden door de man verdedigd. Met behulp van de golvende aarsvin worden de eieren van vers water voorzien. Onbekend is of de jongen worden verzorgd, maar vermoed wordt van wel.
Geschikt voor aquaria vanaf 500 liter.
Temperatuur: 20 tot 28° C
pH: 6-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Kopen: ok.
Kopschildkreeften
Orde van primitieve kreeftachtigen uit de klasse van de ➛Branchiopoda, met als enige familie de Triopsidae. Deze bevat twee geslachten, Lepidurus en Triops. De soorten uit beide geslachten lijken erg op elkaar en worden beschouwd als levende ➛fossielen.
Kopschildkreeften zijn tot 10 cm lang, hebben een breed ovale, platte en sterk gewelfde ➛carapax met een V-vormige inkeping aan de achterkant, en een vrij lang, slank en rond ➛pleon. Ver vooraan boven op de carapax bevindt zich een koepeltje met drie ogen, twee facetogen en een lichtgevoelige ocellus. De geslachtsnaam Triops ('met drie ogen') verwijst daarnaar. Eronder bevindt zich het uit twee delen bestaande ➛pereon, waarvan het voorste deel uit 11 segmenten bestaat, elk met twee poten (pereopoden), met aan de buitenkant daarvan de kieuwbladen. Poten en kieuwen zijn permanent in beweging. Het achterste deel bestaat uit ringen met twee of meer kieuwbladen, afhankelijk van de soort. Achterwaarts worden deze kleiner, de achterste segmenten missen bladen. Het pleon is net als dit tweede deel geringd en zeer buigzaam, en draagt een variabel ➛telson en twee lange draden. Pereopoden ontbreken.
Deze kreeftachtigen zijn omnivoren dieren die leven in tijdelijke poelen en ondiep water, in zowel ➛zoet, ➛brak als zout water. Hun voedsel bestaat daarbij uit algen, larven en soms kleine vis. Hun stabiliteit als soort hebben ze te danken aan de sterke kiemkracht van hun eieren, die na vele jaren droogte bij regen binnen een paar dagen weer tot leven kunnen komen. Deze eigenschap maakt het mogelijk de eieren te verkopen, zelfs na jaren op de plank te hebben gelegen. Deze levenscyclus is vergelijkbaar met die van ➛seizoenvissen.
Eieren van vooral Triops worden aangeboden in kweeksets en zijn redelijk eenvoudig op te kweken en te houden. De levensduur is echter maar kort: tot maximaal drie maanden, meestal korter. Gebruik voor het opkweken een ondiepe bak van twee of meer liter en vul deze met gedemineraliseerd water, bronwater zonder bubbels of ➛regenwater. Kraanwater is minder geschikt. Verwarming is noodzakelijk, houdt de temperatuur rond de 24°, dit kan al met een oude gloeilamp. Breng eventueel een laagje grind aan. Voeren kan met allerlei niet te groot ➛dierlijk en ➛plantaardig voer. Bij voedselgebrek kan kannibalisme optreden. Pas ook op met te veel voeren. Hevel dit zo snel mogelijk af om ➛rotting te voorkomen. Ververs wekelijks een kwart van het water.
Kweken van Triops lukt een enkele keer. Vermeerderen gebeurt zowel geslachtelijk als ongeslachtelijk, afhankelijk van de populatie. Bij geslachtelijke voortplanting blijven de eieren kort bij de vrouw in de broedbuidel alvorens gelegd te worden. Jongen doorlopen geen ➛metamorfose. Als vele kreeftachtigen wordt in de groeifase geregeld verveld.
De huidige indeling staat onder druk, en de verschillende soorten zijn dusdanig moeilijk te onderscheiden dat in het verleden tot wel 50 soorten in 13 geslachten werden erkend. Op basis van ➛DNA-onderzoek bestaan de huidige 11 soorten mogelijk toch uit meerdere geïsoleerde groepen.