= kleine vis.
Geslacht van karpers met ruim 30 soorten uit de familie van de ➛Danionidae.
Na een recente herziening zijn vele soorten, waaronder enkele oudgedienden in de hobby, uit het geslacht ➛Barilius hieronder geplaatst. Bewoners van snelstromende beken en rivieren in kustgebied in Zuidoost-Azië, enkele tientallen kilometers landinwaarts. Om die reden krachtig gebouwd, met de vinnen betrekkelijk ver naar achteren staand. De voorste helft van het spoelvormige lichaam is kloek gebouwd en loopt naar de staart toe dun uit. De grote rugvin vaak boogvormig afgerond, anders spits driehoekig. Staart gevorkt. Vrouwen wat fletser, voller en groter. De verschillende soorten zijn vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden.
Levendige, sterke vissen die veel stroming verlangen, en daardoor voor een doorsnee ➛gezelschapsaquarium ongeschikt zijn. Een bodem van wat grover grind benadert het best de natuurlijke omgeving. Wat betreft waterwaarden stellen de dieren in de regel weinig eisen en redden zich redelijk met niet al te hard kraanwater. Niet combineren met rustige dieren die tijdens het voeren aan het kortste eind trekken, aangezien deze vissen snelle en gulzige eters zijn. Al te kleine vissen vallen bovendien mogelijk onder de noemer 'eetbaar'.
Buiten dat eten deze vissen alle vormen van dierlijk voer in alle vormen, ➛levend, ➛diepgevroren of in ➛droogvoer vorm.
De meeste soorten zijn nog niet nagekweekt.
Hamilton 1822
Groot verspreidingsgebied dat de Ganges en Brahmaputra in India beslaat, maar komt ook voor in Nepal, Bhutan, Bangladesh en oostelijk Myanmar.
Lichaam als vermeld bij het geslacht. Grondkleur groenig zilvergrijs, wat groener op de flanken, met 8 tot 10 zeer dunne, omgekeerd druppelvormige groenblauwe dwarse vlekken. Randen tussen schubbenrijen goed zichtbaar als horizontale lijnen.
Lengte ♀ tot 13 cm, ♂ tot 11 cm.
De kweek is nog niet beschreven, maar er zijn berichten van spontane nakomelingen, meestal na een flinke ➛waterwissel met koel water.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 15 tot 24° C
pH: 6-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Kopen: ok.
Koumans 1937
Inheems op de landengte van Kra, op de grens van Myanmar met Thailand, in meerdere rivieren.
Vorm als bij de geslachtsbeschrijving. Grondkleur lichtbruin, met geelgroene flanken, waarover 6 tot 8 groenig blauwe, smal druppelvormige dwarse vlekken bevinden. Vinnen kleurloos.
Lengte ♀ tot 9 cm, ♂ tot 7 cm.
De kweek is nog niet beschreven.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 18 tot 26° C
pH: 6-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Kopen: ok.