ParameciumBereik van paginaParancistrus aurantiacus

Paramécium

= lang, ovaal.

Pantoffeldiertjes

Geslacht van eencelligen uit de stam van de trilhaardiertjes of ➛Ciliophora.

Door hun vorm doen de dieren inderdaad aan een pantoffel denken. Over hun hele lichaam staan rijen trilharen. Voor hun grootte van 50 tot 300 micrometer zijn de dieren betrekkelijk snel. Ze leven van ➛bacteriën in een nagenoeg zuurstofloze omgeving.

Paramecium
Een pantoffeldiertje. © ➛Dr. R. Wagner

Ook in grote hoeveelheden vormen de pantoffeldiertjes geen bedreiging voor jonge vis, wat ze tot prima ➛jongbroedvoer maakt. Kweken van deze eencelligen is ook nog eens eenvoudig. Benodigdheden zijn een fles met een lange hals, een pipet, een prop watten en gedroogde koolraap.

Gedroogde koolraap is eenvoudig zelf te regelen: het is in zakjes te koop als lange frieten. Deze in blokjes van 1 cm snijden en in de zon of op een radiator drogen. Aldus is koolraap lang houdbaar.

Vul de fles tot net in de hals voor de helft met leidingwater en de rest met slootwater, dat bevat meestal voldoende dieren voor een eerste opzet. Voeg drie blokjes koolraap toe en plaats de fles waar een stabiele temperatuur heerst, dus geen directe zon, maar wel licht. Te veel licht beïnvloedt de kweek echter ongunstig. Een nieuwe kweek kan met leidingwater en een ent van de oude kweek worden opgezet.

Na enkele dagen kunnen de pantoffeldiertjes worden geoogst. Plaats daartoe de natgemaakte watten als een prop in de hals, tot in de vloeistof. Giet vervolgens vers water op de prop watten. Na enige tijd zit het verse water vol pantoffeldiertjes. Door het gedeelte onder de prop te verduisteren wordt dit proces versneld, aangezien de dieren naar het licht willen. Met de pipet kan uit dit water worden gevoerd.

Pantoffeldiertjes zijn gevoelig voor wisselingen in temperatuur, opvangen in een reageerbuis en in het aquarium voorverwarmen verbetert de overleving.

De kweek kan ook worden opgezet met hooi van bij voorkeur rogge. Dat levert minder op, maar de kweek blijft meerdere maanden goed.

Vanwege de geur uit de pot is de kweek niet aan te bevelen voor in de huiskamer.

Parancístrus

= verwant aan Ancistrus.

Klein geslacht van meervallen met 2 soorten uit de familie van de ➛Loricariidae.

Gedrongen langwerpige bodemvissen met een zeer brede kop. Geheel in de lijn met de familie is er een onderstandige zuigmond, en is de huid vrijwel geheel van specifiek gerangschikte ➛beenplaten voorzien. De zuigmond heeft aan weerszijden een spitse taster. Kenmerkend voor het geslacht is de smalle naakte strook rond de rugvin, voorzien van plooien, gecombineerd met de grote kieuwopening. Die laatste houdt mogelijk verband met een laag zuurstofgehalte. Richting de staart steeds wordt het lichaam snel smaller. Vinnen groot, de vetvin uitgezonderd. Deze is met een vlies aan de rugvin verbonden. Borst- en buikvinnen staan in het horizontale vlak op buiklijnhoogte. Mannen zijn te herkennen aan de borstelachtige ➛odontoden onder het oog en op de voorste borstvinstraal. Overigens zijn op de hele huid vele kleine odontoden te vinden.Dit geslacht is nauw verwant aan ➛Spectracanthicus.

De vissen zijn in staat te verkleuren van oranje- of bruinachtig geel naar een bruinig donkergrijze tint, en terug, afhankelijk van de omgeving. De dieren lijken dit zelf te kunnen bepalen. Dit proces kost meerder dagen, reden waarom dieren halverwege beide kleuren kunnen vertonen.

Vreedzame dieren, zolang er voldoende ruimte is, anders kan onderling onenigheid ontstaan. Bij voorkeur houden in een kleine groep, al kunnen dieren ook als solitair worden gehouden. Stroming wordt gewaardeerd, al wordt vooral de luwte opgezocht. Goede ➛filtering en een geregelde waterwissel zijn eveneens van belang.

Voornamelijk algeneters, waarbij ook alle dierenleven tussen het periphyton wordt meegenomen. Bied behalve ➛plantaardig daarom ook een vergelijkbaar aandeel ➛dierlijk voedsel aan.

Holenbroeders die een gering aantal vrij grote, kwetsbare eieren (rond 5 mm) afzetten, welke na ongeveer een week uitkomen. Jongen zwemmen na drie dagen rond. Voeren kan met al wat groter ➛jongbroedvoer, zoals fijngesneden gekookte groenten of een gekneusd slablad. Zet de temperatuur op het maximum van het aangegeven bereik. Het grootbrengen is niet moeilijk.

Moeilijkheid 2 (0-3)

aurantiácus

Castelnau 1855

Inheems in de Rio Ucayali in Peru, maar ook in de benedenloop van de Rio Xingu en Tocantins. Daartussen is de vis nog niet waargenomen.

Parancistrus aurantiacus
Parancistrus aurantiacus. © ➛H. Haagensen

Zie de geslachtsbeschrijving voor lichaamsvorm en kleur. De goudgele kleur is waarnaar de naam verwijst.

Lengte tot 20 cm.

Verzorging, gedrag en kweek als bij het geslacht aangegeven. De kweek is niet bijzonder moeilijk.

Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.

Temperatuur: 22 tot 30° C

pH: 6-8   dH: 0-12   fH: 0-21   ppm: 0-200

De soort is zo goed als bedreigd. Koop alleen nakweekdieren.

Margevuller