PhilonotisPhoxinus phoxinus

Philónotis

= vochtminnend.

Groot geslacht van bladmossen uit de orde van de Bartramiales met ruim 300 soorten. Eén soort, P. hastata, is beperkt geschikt voor gebruik in open aquaria.

hastáta

Wijk & Margadant 1959

Kosmopoliet uit tropisch en subtropisch gebied.

Als vele mossoorten vormt ook P. hastata een dichte mat van korte, frisgroene takjes, die bij het ouder worden donkerder van kleur worden. Hecht zich stevig met ➛rizomen vast aan uiteenlopend substraat.

Philonotis hastata
Philonotis hastata

Hoogte tot 20 mm, breedte tot 2 mm.

Strikt genomen geen aquariumplant en overleeft permanent verblijf onder water niet, maar verblijft graag bij de waterrand op alles wat boven het oppervlak uit steekt. Daarmee bedekt het mos storende elementen met een natuurlijk aanzicht. Bijzonder weinig eisend.

Vermeerderen gaat erg eenvoudig doordat vrijwel ieder onderdeel weer tot een volledige mosplant kan uitgroeien.

Temperatuur: 18 tot 30° C

pH: 5-8   dH: 4-30   fH: 7-53   ppm: 70-500   KH: 0-14

phoenícurus

= met een rode staart.

Parosphrómenus

Phóxinus

= naar een Griekse naam.

Geslacht van karpers met ruim 30 soorten uit de familie van de ➛Leuciscidae.

Kleine scholenvissen uit Noord-Europa en Azië. In Europa komen twee soorten voor.

Langwerpige vissen met een gestroomlijnd lichaam, de meestal transparante vinnen vrij ver achterwaarts staand. De kop met laag geplaatste, eindstandige bek is tamelijk stomp. Staartwortel lang en smal.

phóxinus

Linnaeus 1758

Elrits

Inheems in rivieren langs de Noordzeekust, vanaf de Rijn tot in Normandië, ook aan de Britse kant. Landinwaarts tot in kleine snelstromende en zuurstofrijke, ondiepe beken, maar ook in meren en bredere rivieren.

Phoxinus phoxinus
De elrits. © ➛R. Vesters

Aangegeven lengte wordt niet vaak bereikt, 9 cm is meer gebruikelijk. Vorm als bij de geslachtsvermelding. Kleur gelig beige met 13 tot 15 bronskleurige dwarsstrepen. Buik crèmewit. Hoog over het midden een niet altijd zichtbare, donkere lengtestreep, daarboven een smallere in oranjegeel tot geelwit. Tijdens de paai kleuren bij mannen de kruispunten tussen de onderste lengtestreep en de dwarsbanden veel donkerder, en ontstaan er, zoals bij veel karperachtigen, witte knobbeltjes op de snuit. Keel en buik kleuren rozerood

Lengte ♀ tot 11 cm, ♂ tot 13 cm.

De elrits is wettelijk beschermd en mag niet in de vijver of in aquaria worden gehouden. Wereldwijd lijkt het echter goed te gaan met deze soort. Uit het verleden is bekend dat deze vissen goed houdbaar zijn, mist de temperatuur niet te ver oploopt en het water zuurstofrijk wordt gehouden.

Eieren worden boven een bodem van grof grind afgezet, jongen schuilen na uitkomen vrij diep in de holtes daartussen. Zodra de dooierzak is verbruikt komen ze tevoorschijn op zoek naar een plek met weinig stroming.

Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.

Temperatuur: 10 tot 24° C

pH: 6-8   dH: 8-30   fH: 14-53   ppm: 130-500