Uitgebreid geslacht van ➛karperzalmen met ten minste 50 soorten uit de familie van de ➛Acestrorhamphidae.
Kleine tot wat grotere scholenvissen uit Zuid-Amerika. Langgerekt lichaam, zijdelings tot sterk samengedrukt, vaak met een kloek voorkomen. Snuit afgerond met een eindstandige bek. Opvallend is de lange aarsvin met verlengde voorste vinstralen. Staartvin gevorkt.
Dit recent in het leven geroepen geslacht is het resultaat van een grootscheepse herziening van de familie van de karperzalmen, de ➛Characidae. De soorten komen van ➛Hasemania en ➛Hyphessobrycon, maar vooral van ➛Astyanax.
Zie voor de verzorging, het gedrag en de kweek de algemene omschrijving bij karperzalmen, zie de link bovenaan.
Roodvinzalm
Afkomstig uit het stroomgebied van de rio Paraná in Argentinië, ook nabij in Brazilië.
Lichaam zilverachtig, bij invallend licht soms met een weerschijn van tinten. Op de borstvinnen na zijn alle vinnen rood, maar niet tot de uiterste rand. Ook exemplaren met kleurloze rug- en buikvinnen komen voor. De vinnen aan de buikzijde kunnen wit gepunte voorste vinstralen hebben. D9-10, A20-21. Vrouwen steviger van vorm, mannen feller van kleur.
Lengte tot 45 mm.
Wat gevoelig voor mindere kwaliteit water. Kweekt zeer eenvoudig; jongen blijven nabij het oppervlak hangen. Snelle groeiers.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 18 tot 28° C
pH: 6-8 dH: 4-30 fH: 7-53 ppm: 70-500
Geen IUCN status.
Monotypisch geslacht van baarsachtigen uit de familie van de ➛Ambassidae. De enige soort is Pseudambassis lala, na voorheen in het geslacht Chanda, Ambassis en Parambassis te zijn ondergebracht. Dit is één van de oudst bekende aquariumvissen.
Inheems van Pakistan tot in Myanmar, in allerlei langzaam stromend water als sloten, meren en ondergelopen gebied.
Vorm als bij de overige leden van de familie; hoog, wat hoekig ovaalrond lichaam, zijdelings sterk samengedrukt. Kop spits, oudere dieren met een inwendig geknikt voorhoofd. Een dubbele rugvin, duidelijk gescheiden, de voorste met harde stralen, steil rechtop, de achterste met een gladde rand, afgerond. De wat grotere aarsvin is min of meer het spiegelbeeld daarvan. Staartvin diep gevorkt en afgerond.
Kleur goudgelig doorschijnend met grillige, zeer dunne zwarte verticale lijnen van rug tot buik, mannen met dunne lichtblauwe zomen langs rug- en aarsvin. In de broedtijd kleuren de mannen met rode staartvinranden boven en onder, en de vier, doorgaans nauwelijks waarneembare, brede, donkere dwarsbanden worden zichtbaar. De voorste loopt over het oog, de achterste begint tussen beide rugvinnen. De gele kleur wordt tevens sterker.
Lengte tot 40 mm.
Vreedzame scholenvis die met te druk gezelschap schuw blijft. Gevoelig voor oud water, plaats ze bij voorkeur ook niet in een te recent ingericht aquarium. Een dichte beplanting donkere bodem en niet te fel licht helpt om de dieren meer op hun gemak te doen voelen. Zowel levend, diepvries- als droogvoer worden gegeten. In weerwil van veel berichten betreft het hier een echte zoetwatervis.
Kweken is goed mogelijk. Voer de temperatuur op naar het aangegeven maximum. Eieren worden met ongeveer vijf tegelijk tussen planten of drijfplanten afgezet nabij het wateroppervlak, tot in totaal ongeveer honderd. Na een dag komen deze uit. De jongen zijn klein, en verbruiken hun dooierzak de er op volgende drie dagen. Daarna kunnen ze met ➛jongbroedvoer van het fijnste soort worden gevoerd.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 20 tot 28° C
pH: 6-8 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300
De status in de natuur is zorgwekkend, koop daarom bij voorkeur geen wildvang.