scabriculumScatophagidae

scabrículum

= ruw.

Macrobráchium

scaláre

= ladder.

Pterophýllum

scándens

= klimmend.

Flóscopa

Scaphoceriet

= bootvormige schaal.

Plat uitsteeksel bedoeld voor stabilisatie bij ➛kreeftachtigen, bevestigd aan de tweede antennen.

Scaphoceriet
Scaphocerieten, hier geaccentueerd.

Deze zijn voor bijvoorbeeld een garnaal van nut als deze wegschiet bij gevaar, door het ➛abdomen onder de ➛carapax te slaan, maar daarbij niet een salto te maken. Vermoed wordt dat scaphocerieten tevens als hoogteroer bij het zwemmen dienen.

Scardínius

= mogelijk naar de Italiaanse naam scardafa.

Klein geslacht van karpers met 10 soorten uit de familie van de ➛Leuciscidae.

Zilverkleurige karpers afkomstig uit voornamelijk Zuid-Europa, met de ruisvoorn als meest noordelijk en oostelijk voorkomende soort, zoals in België en Nederland.

Vrij grote zilverkleurige karpers met een langwerpig, vrij hoog samengedrukt spoelvormig lichaam en veelal oranjerood gekleurde vinnen. De bek is bovenstandig, de dieren eten doorgaans, maar niet uitsluitend, van het wateroppervlak. Vergeleken met ander familieleden staat de rugvin betrekkelijk ver achterwaarts, voorbij de lichaamshelft. Onderling zijn de vissen lastig van elkaar te onderscheiden.

Als aquariumvis weinig gehouden en vanwege de grootte ook niet aan te raden, tenzij in een zeer groot ➛koudwateraquarium.

erythrophthalmus

Linnaeus 1758

Ruisvoorn, rietvoorn

Deze soort heeft het grootste verspreidingsgebied, ten noorden van de Pyreneeën en Alpen tot in centraal Azië. De voorkeur gaat uit naar redelijk voedselrijk, vrijwel stilstaand water.

Scardinius erythrophthalmus
De ruis- of rietvoorn. © ➛R. Vesters

Lichaam als vermeld bij het geslacht. Aangegeven grootte is een Nederlands maximum. Een lengte van 35 cm is meer gebruikelijk. Ondanks de naam is het oog geel, wat ook een belangrijk onderscheidend kenmerk is. Vinnen worden roder naarmate de leeftijd vordert. Makkelijk met de blankvoorn ➛Rutilus rutilus te verwarren, maar daarvan te onderscheiden door het gele oog, waar de blankvoorn een rode vlek in de bovenrand heeft. Ook heeft de blankvoorn een eindstandige bek.

Lengte tot 48 cm.

Vooral als jong dier in aquaria te houden, volwassen dieren vragen veel ruimte. Voeg daarbij dat het om een scholenvis gaat, 5 exemplaren is dan wel het minimum. Dieren onder de 15 cm moeten volgens de visserijwet worden teruggezet. Jonge dieren eten voornamelijk plantaardig materiaal, oudere dieren vooral insecten en larven daarvan.

Geschikt voor aquaria vanaf 800 liter.

Temperatuur: 10 tot 26° C

pH: 6-7   dH: 8-18   fH: 14-32   ppm: 130-300

Scatophágidae

= afgeleid van Scatophagus.

Argusvissen

Familie van hoog gebouwde vissen met een vier- tot zeshoekig lichaam uit de orde van de ➛Acanthuriformes.

De relatief kleine kop is toegespitst, met een kleine eindstandige bek. Dit wordt nadrukkelijker als de dieren ouder worden; de kop krijgt bij voorhoofd en keel een inwaartse knik, waardoor deze steeds meer een uitsteeksel uit het daardoor steeds vierkantere lichaam wordt. Ook rug en buik doorlopen dit proces en krijgen een steeds scherpere knik naar de staartwortel toe. Jonge dieren meer zeshoekig. Rug- en aarsvin bestaan uit twee bijna gescheiden delen, het voorste deel scherp gestekeld, het achterste weekstralig en afgerond. Bij volwassen dieren staat het weekstralig deel bijna verticaal en vormt vrijwel één geheel met de driehoekige staart. De buikvinnen staan recht onder de borstvinnen.

De verspreiding loopt van Oost-Afrika, van Zuidoost-Azië tot en met China en Australië, in zowel zee- als ➛brak water, en soms in zuiver zoet water.

Het larvale stadium duurt lang. Jongen komen vrij groot ter wereld, minimaal ongeveer 6 mm lang, en doorlopen het zogeheten tholichthys stadium, waarbij de kop een benen helm met diverse uitsteeksels draagt.

Familie met twee geslachten, die beide ook voor het aquarium geschikte soorten bevatten: ➛Scatophagus en ➛Selenotoca.