Geslacht van eencellige dieren uit de stam van de ➛Ciliophora of trilhaardiertjes, vaak aangeduid met de naam trompetdiertjes.

Die naam heeft betrekking op het tot 2 mm lange, hoornvormige lichaam als deze aan een ondergrond is vastgehecht, waarmee ze tot de grootste eencellige dieren behoren. Zwemmend sluit de trompetvormige opening zich en wordt het lichaam peervormig.
Stentor voedt zich met ➛bacteriën en ➛algen door deze uit het water te filteren met een krans van trilharen aan de rand van eerder genoemde opening. Bacteriën komen vooral voor daar waar ➛rotting plaats vindt, vanzelfsprekend treden ook deze dieren daar vaak op. Sommige soorten, zoals S. polymorphus, kunnen in symbiose met een alg van het geslacht Chlorella leven, en kleuren dan groen. Sommige soorten kunnen ➛cysten vormen om barre tijden door te komen.
1. Onvruchtbaar, niet in staat tot ➛voortplanting;
2. Ontdaan van alle leven, zonder besmettingsgevaar; doel van ➛desinfecteren.
Midden- en Zuid-Amerikaanse mesalen uit de orde van de ➛Gymnotiformes. Het lichaam als geheel heeft een langgerekte druppelvorm, zijdelings sterk samengedrukt, het achterlichaam in een zeer lange en dunne sliert eindigend. Kop afgerond tot spits, maar altijd met een stompe snuit. Bek klein en eindstandig. Opvallend is de lange aarsvin, die loopt over twee derde van de buiklengte. Een rug- en staartvin ontbreken. Veel dieren zijn meer of minder doorschijnend. Bewoners van diep, snel stromend water. Zie ook de familiebeschrijving.
Enkel het geslacht Eigenmannia is bekend van één geschikte soort.