SundadanioSundadanio goblinus

Sundadánio

= danio's van de Soenda-eilanden.

Klein geslacht van karpers met 8 soorten uit de familie van de ➛Sundadanionidae.

Zeer kleine karpers afkomstig van Borneo en Sumatra in Indonesië. De soorten leven in zacht en zuur zwart water, sterk beschaduwd door het oerwoud. Lichaam langwerpig met een gelijk gewelfde rug- en buiklijn, en een vrij lange staartwortel. De kop is vrij spits, met een eindstandige, kleine bek. Baarddraden op de mondhoeken ontbreken. De vrij grote ogen staan ver vooraan.

Voor startende aquarianen geen geschikte vissen, evenals onlangs opgezette aquaria. Vreedzame, maar tamelijk schuwe dieren. Om die reden het best te houden in een school van ten minste 12 dieren, waardoor de dieren zich meer op hun gemak voelen en het mooist kleuren. Ook is hun onderlinge gedrag in een dergelijke groep interessanter. Andere methoden om de schuwheid weg te nemen zijn een donkere bodem, met speciaal grind of het gebruik van ➛herfstbladeren, en met niet te fel of gedempt licht. Dat laatste kan ook met ➛drijfplanten of -bladeren worden geregeld.

Recent aangekochte dieren kunnen in matige conditie zijn, en daarom soms wat kieskeurig met voedsel. Voornamelijk ➛dierlijke producten worden gegeten, vanzelfsprekend dit niet te groot nemen. Droogvoer wordt na aanvankelijke weigering vaak alsnog gegeten.

Kweken is mogelijk, maar vereist vaak wel strikte en stabiele waterwaarden. Zacht en zuur water zijn een voorwaarde. Gebruik van ➛onthard water is dan een vereiste. Als veel karpers betreft het vrijleggers die tussen fijnbladige planten hun eieren afzetten zonder vorm van broedzorg. Het roven van de eigen eieren is niet ongebruikelijk. Gebruik eventueel een ➛kweekmop om na afzetten de eieren te kunnen verwijderen. Voeren van de zeer kleine jongen kan met het allerkleinste ➛jongbroedvoer.

axelródi

Brittan 1976

Afkomstig van zowel Sumatra en Borneo, maar ook van de Riau eilanden en het eiland Banka nabij Sumatra. Deze vissen leven in helder ➛zwart water, beschaduwd door bomen.

Sundadanio axelrodi
Sundadanio axelrodi. © ➛P. Maguire

Vorm volgens de geslachtsbeschrijving. Kleur variabel afhankelijk van de herkomst. Olijfgroenig tot oranjerood transparant, met een kleurloze of oranjerode buikholte. Een metaalglanzende blauwe, geelgroene of blauwgroene laag ligt boven de zijlijn, vanaf het oog tot aan de staartvin, maar deze kan ook ontbreken, wat een oranjerode vis oplevert. Op de zwarte of rode aarsvin na zijn alle vinnen kleurloos. Vrouwen altijd met een kleurloze aarsvin.

Lengte tot 22 mm.

Verzorging, gedrag en kweek als aangegeven bij het geslacht. de dieren bij voorkeur niet bloot aan de lucht, dit wordt niet goed verdragen. Gebruik bij het vangen daarom bij voorkeur een ➛vangklok.

Kweken is gelukt, maar komt niet vaak voor. Ook hiervoor zijn strikte waterwaarden noodzakelijk: overzetten in een ➛kweekbak helpt daar niet bij. Geslaagde kweken vonden in de regel plaats in goed beplante speciaalaquaria zonder medebewoners. Zwart water creëren met behulp van ➛turf, ➛herfstbladeren en ➛elzenproppen, gecombineerd met gedempt licht dragen bij aan de geschikte voorwaarden.

Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.

Temperatuur: 22 tot 26° C

pH: 4-7   dH: 0-8   fH: 0-14   ppm: 0-130

Een kwetsbare soort. In de handel wordt echter voornamelijk ➛nakweek geleverd. Koop bij voorkeur geen wildvang.

góblinus

Conway, Kottelat & Tan 2011

Als enige soort binnen het geslacht afkomstig uit moerassen langs de kust in de provincie Jambi op Sumatra.

Lichaam als beschreven bij het geslacht. Vrijwel geheel doorzichtige vissen, waarbij de mannen op de bovenste lichaamshelft een enigszins doorschijnende blauwe of blauwgroene metaalglanzende laag dragen. Hiermee lijken ze erg op S. axelrodi, waarvan de blauwgroene band intenser is. Mannen met een donkerrode aarsvin.

Lengte tot 19 mm.

Verzorging en gedrag als beschreven bij het geslacht. Kweken is nog niet gelukt.

Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.

Temperatuur: 22 tot 26° C

pH: 4-7   dH: 0-8   fH: 0-14   ppm: 0-130

Kopen: nee.