Monotypisch geslacht van karperzalmen uit de familie van de ➛Anostomidae. De naam heeft betrekking op de vergroeiing van de kieuwmembranen met de keelwand. De enige soort is S. latofasciatus.

Verspreid over een groot deel van het ➛Amazonegebied en de Orinoco, in onder meer de Rio Trombetas, Negro, Madeira, Tapajós en Xingu, mogelijk in een nog uitgebreider gebied.
Langwerpige, spoelvormige, stevig gebouwde dieren met een vrijwel rond lichaam in doorsnede. De kop is spits en heeft een opvallende, bovenstandige bek die aan die van zeepaarden en -naalden doet denken. De onderlip is voorzien van een sluitende rij goed zichtbare tanden, waarmee algen van hout worden geschraapt. Vinnen puntig en transparant, met op buik-, anaal- en rugvinnen een doorloop van de 11 donkerbruine, brede banden. De lichaamskleur is geel (uit de Rio Xingu) tot oranje (Rio Ventuari). De afstand tussen de banden is smal. Vrouwen wat groter en voller, mannen met een helderder tekening. Lokale kleurvariaties komen voor, wat in het verleden tot naamsverwarring heeft geleid.
Lengte tot 11 cm.
Als alle kopstaanders onderling vrij agressief, maar houd ze desondanks bij voorkeur in een groep van minimaal acht dieren in een navenant ruim aquarium. Zorg voor voldoende ➛plantaardig voer, levend zowel als diepvries- en droogvoer, aangevuld met wat ➛dierlijk voer als kleine kreeftachtigen en muggenlarven. Vermijd al te eiwitrijk voedsel. Vrij warmtebehoeftige soort.
Nog niet nagekweekt.
Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.
Temperatuur: 22 tot 28° C
pH: 5-8 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Kopen: ok.
Kieuwspleetalen
Familie van aalachtige vissen uit de orde van de ➛Synbranchiformes met een wereldwijd voorkomen. Slang- of aalvormige vissen met een in doorsnede rond lichaam, voorzien van een schubloze huid. Alhoewel een ruggengraat aanwezig is, ontbreken ribben. Ook een zwemblaas ontbreekt. De kop is wat verdikt, met een slangenkopvorm, met een eindstandige, diep ingesneden bek. Ogen klein en ver vooraan. Bij de grotbewoners liggen de ogen diep in de huid en zijn effectief blind. De naam verwijst naar de spleet onder de kop waarin de vergroeide kieuwen zich bevinden. Rug- en aarsvin zijn tot een geheel vergroeid tot een vlezige huidplooi en hebben hele korte of in in het geheel geen vinstralen. Een staartvin is of mee vergroeid of ontbreekt.
Borst- en buikvinnen ontbreken bij volwassen dieren. Jonge dieren beschikken wel over borstvinnen, waarmee water langs de daarachter rijk doorbloede huid wordt gewaaierd, voor ➛zuurstofopname. Eenmaal volwassen, na ongeveer twee weken, zijn de keel en mond sterk doorbloed geraakt en soms zijn daarin kieuwzakken ontwikkeld en worden de nu overbodige borstvinnen afgeschud. Zuurstof kan hiermee uit lucht worden opgenomen.
Al deze eigenschappen stellen deze dieren in staat gemakkelijk in de bodem te duiken en daar in leven te blijven, zelfs als de waterbron uitdroogt. De huid scheidt hiertoe een grote hoeveelheid mucus af, terwijl aanpassingen in hun stofwisseling het voedselverbruik tot een minimum reduceren. Ook een leven vervuild water vormt geen probleem. Tijdens regenachtige nachten kunnen de dieren over land zoeken naar een nieuwe bron.
Kieuwspleetalen zijn overwegend nachtactief en leven in allerlei water, ook ➛brak. Deze roofzuchtige vissen zijn zuivere ➛carnivoren. Ze voeden zich met kreeftachtigen, slakken, insecten, wormen en kleine vissen. Desondanks zijn het verder rustige en vreedzame dieren, vrij intelligent en wennen aan hun verzorger.
Onder vrouwelijke dieren komt zogenaamd sequentieel ➛hermafroditisme voor: zij kunnen na ongeveer vier jaar in een zogeheten secundair mannelijk dier veranderen. Mannen verstaan dit kunstje terug niet.
Zeer zelden worden deze dieren te koop aangeboden. Deze komen in de regel uit de geslachten Monopterus, Ophisternon en Synbranchus.