agassiziiAgeneiosus inermis

agassízii

= naar de Amerikaanse bioloog Agassiz.

Apistográmma

Corýdoras

Ageneiósus

= zonder baard.

Geslacht van meervallen met meer dan 10 soorten uit de familie van de ➛Auchenipteridae.

Roofzuchtige Zuid-Amerikaanse vissen met een zeer sterk verticaal afgeplatte kop. Lichaam geheel naakt, baarddraden lijken te ontbreken (naam), maar zijn feitelijk zeer kort en bij volwassen dieren deels verbeend. Lichaam achter de kop langwerpig, slank en zijdelings sterk afgeplat. Bek breed en diep ingesneden, met brede lippen. De vrij grote ogen staan kort achter de mondhoeken. Rugvin hoog en smal, ver naar voren geplaatst, net achter de eveneens smalle en spitse borstvinnen. Staartvin afgerond driehoekig, soms ingesneden. De lange aarsvin beslaat bijna de halve lichaamslengte, maar is niet hoog. Kort daarvoor staan de meer gebruikelijk geproportioneerde buikvinnen. Vetvin klein. Mannen zijn te herkennen aan de kamvormige odontoden boven de mondhoeken, die tijdens de paring de vrouw omklemmen. Ook is de rug spitser en van odontoden voorzien. De voorste vinstralen van de aarsvin zijn verlengd, met aan het einde de genitaalpapil, welke constructie voor inwendige bevruchting wordt gebruikt.

Ondanks de roofzucht verder verdraagzame dieren, die goed met ander gezelschap zijn te combineren. Zuurstofrijk water is van belang, stroming is ook wenselijk. Beide kunnen met goede filtering worden bereikt, eventueel nog een stromingspomp toevoegen. Vermijd fel licht. Biedt deze zwemmers voldoende zwemruimte, maar ook schuilgelegenheid. Te houden als solitaire dieren of in een kleine groep, wat echter vaak veel ruimte vraagt.

Wildvang dieren kunnen moeilijke eters blijken, tot het aangebodene als eetbaar wordt herkend. In de natuur wordt vaak merendeels levende prooi gegeten, waaronder vis. Als voedsel zijn grotere insectenlarven en kreeftachtigen, mosselvlees of visfilet geschikt, afhankelijk van de grootte van de vissen. Vermijd zoogdier- en vogelvlees vanwege de daarin aanwezige, moeilijk verteerbare eiwitten. Levende vissen als voedsel vallen wat betreft voeding vaak tegen, en het risico op overdracht van ziekten bestaat.

Geen van de soorten is in aquaria nagekweekt. Bekend is dat het om seizoensbroeders gaat, aan het begin van de moesson.

inérmis

Linnaeus 1766

Wijd verspreid over Zuid-Amerika ten oosten van de Andes, van de noordkust tot in Argentinië. Voornamelijk te vinden in de sneller stromende delen van benedenlopen van de grote rivieren en zijarmen daarvan, vaak nabij dichte begroeiing.

Ageneiosus inermis
Ageneiosus inermis. © ➛F. Schäfer

Lichaam als beschreven bij het geslacht. Jonge dieren rozig wit met een bruinige transparante laag en chocoladebruine, langwerpige en afgeronde vlekken van wisselende grootte. Jonge A. inermis zijn hierdoor lang voor de aparte soort A. marmoratus aangezien. Eenmaal voorbij de 15 cm verdwijnen de vlekken echter voor een egale blauwig grijze kleur, met een witte buik, wat ze een haaiachtig uiterlijk geeft. Ongepaarde vinnen met een donkergrijze rand. Lippen rozig.

Lengte tot 47 cm.

Verzorging, gedrag en kweek volgens de geslachtsbeschrijving. Jonge dieren zijn erg aantrekkelijk, maar gezien hun uiteindelijke formaat is op termijn een fors aquarium noodzakelijk. Voor openbare aquaria meer geschikt.

Geschikt voor aquaria vanaf 2000 liter.

Temperatuur: 22 tot 26° C

pH: 6-8   dH: 0-18   fH: 0-32   ppm: 0-300

Kopen: ok.