AndinoacaraAndinoacara coeruleopunctatus

Andinoacará

= acara uit de Andes.

Klein geslacht van cichliden met 8 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.

Middelgrote vissen uit Zuid-Amerika, die voorheen onder ➛Aequidens waren ingedeeld. Lichaam ovaal en zijdelings samengedrukt, met een weinig toegespitste snuit, voorzien van een betrekkelijke kleine, eindstandige bek. Rugvin lang en, als gebruikelijk binnen de familie, bestaande uit een lang hardstralig voorste deel en kort weekstralig deel achter. De aarsvin is een verkorte versie hiervan. De staartvin is afgerond driehoekig. Mannen zijn eenvoudig te herkennen aan de uitbundiger kleuren en de verlengde punten aan rug- en aarsvin, soms met een voorhoofdbult; vrouwen zijn ronder in de buikstreek.

Buiten de paartijd betrekkelijk vreedzame cichliden, die onderling echter zeer agressief kunnen zijn. Daarom bij voorkeur als enkel dier of als paar houden. Kleinere medebewoners eindigen vroeg of laat in de maag. Deze graaflustige vissen zijn het best af met een fijn en goed afgerond type ➛grind. Niet te zachte planten kunnen daarom ook maar beter worden opgepot en met stenen worden verankerd, af gebruik ➛hechtplanten. Te veel licht kan met drijfplanten worden gedempt. Een natuurlijke inrichting kan worden gemaakt met grote stukken hout, eventueel met enkele stenen. Veel soorten zijn gevoelig voor mindere waterkwaliteit, regel daarom een goed filter en een frequente waterwissel.

Overwegend ➛omnivore dieren, die echter vooral ➛dierlijk voer tot zich nemen, denk aan muggenlarven en wormen, mosselvlees. Een klein aandeel ➛plantaardig is meestal voldoende. Ook ➛droogvoer wordt geaccepteerd.

De kweek is in de regel vrij eenvoudig, het betreft substraatbroeders. Eventueel kan deze worden gestimuleerd met een waterwissel met koeler water. Kieskeurig in de ➛paarvorming zijn ze wel, enkel een passend kweekkoppel leidt tot resultaten. Een platte steen wordt in de regel al snel als afzetplaats in gebruik genomen. Behoorlijk productieve vissen, die in totaal meerdere honderden eieren afzetten in rijen, waarbij om en om vrouw en man van plaats wisselen. Eenmaal uitgekomen worden de jongen naar een vooraf gegraven kuil verplaatst. Jongen kunnen, eenmaal vrij zwemmend, worden gevoerd met microwormen of vergelijkbaar ➛jongbroedvoer.

coeruleopunctátus

Kner 1863

Inheems in het zuiden van Costa Rica, in Panama en het aangrenzende westelijk Colombia. Voornamelijk in langzaam stromend water, soms echter ook snel.

Andinoacara coeruleopunctatus
Andinoacara coeruleopunctatus. © ➛F. Ingemann Hansen

Uiterlijk als beschreven bij het geslacht. Dieren halen aangegeven lengte meestal niet en blijven rond de driekwart daarvan hangen. Accenten en tekening als bij A. pulcher, maar kleur bruingrijs en minder uitbundig. Rugvin met een witte rand. Vrouwen ronder, mannen met een lange punt aan rug- en aarsvin.

Lengte ♀ tot 17 cm, ♂ tot 20 cm.

Verzorging, gedrag en kweek als bij het geslacht vermeld. Buiten de paartijd zeer vreedzaam, zelfs enigszins schuw, vrouwen worden echter geregeld belaagd. Graafwerkzaamheden enkel in die periode. Omnivoren. Tot 800 eieren worden afgezet, die na ongeveer 3 dagen uitkomen.

Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.

Temperatuur: 22 tot 30° C

pH: 6-7   dH: 8-12   fH: 14-21   ppm: 130-200

Kopen: ok.