barberiBarbodes binotatus

bárberi

= naar de Paraguayaanse botanicus Barbero.

Mimagoníates

barbiéri

= naar de missionaris Barbier.

Taxiphýllum

Barbodes

= lijkt op Barbus.

Geslacht van karpers met meer dan 30 soorten uit de familie van de ➛Cyprinidae.

Kleine tot middelgrote langwerpige scholenvissen uit zuidelijk Azië, vooral Zuidoost-Azië, met een stevige spoelvorm, zijdelings samengedrukt, soms weinig. De ruglijn is in de regel wat sterker gewelfd dan de buiklijn: de dieren leven voornamelijk in de onderste waterlagen. Schubben groot, en glanzend met een schittering.

Levendige en vredelievende soorten die voor het ➛gezelschapsaquarium zeer geschikt zijn, met uitzondering van al te schuwe medebewoners. Het beste met minimaal acht exemplaren te houden, even zoveel mannen als vrouwen, zodat de eerste op hun mooist kleuren in hun pogingen bij de tweede indruk te maken. Een goede beplanting is nodig voor schuilgelegenheid voor de ondersten in rang, maar zorg ook voor voldoende zwemruimte. Als voedsel voldoet een mix van ➛dierlijk en een klein deel ➛plantaardig voer, zowel ➛levend, ➛diepgevroren of als droogvoer.

Doorgaans eenvoudig te kweken vissen, ook in het gezelschapsaquarium komt een spontane kweek soms voor. Voor een hogere opbrengst is een kweekaquarium echter aan te raden. Te kweken als paar, eventueel met een extra man, of met een groep. In het laatste geval zondert een paar zich af en verdedigt de paaiplaats. Het betreft vrijleggers zonder broedzorg van enige betekenis. Zorg voor een ➛kweekrooster of een laag knikkers op de bodem, het zijn geduchte ➛eierrovers. De velen meerdere honderden eieren worden in de ochtend afgezet. Deze komen na 1 à 2 dagen uit, de aan allerlei voorwerpen hangende jongen zwemmen na een zelfde periode vrij rond en kunnen met microwormen, Artemia naupliën of vergelijkbaar ➛jongbroedvoer worden grootgebracht. Zie ook de algemene beschrijving bij de familie.

binotátus

Valenciennes 1842

Wijd verspreid over Zuidoost-Azië, van Thailand, Myanmar, Laos en Vietnam, het Maleisisch schiereiland en Indonesië tot op de Filipijnen. Komt voor zuurstofrijk, zowel stromend als stilstaand, van allerlei soort, vooral onderaan watervallen.

Vorm volgens de geslachtsbeschrijving. De aangegeven lengte komt zelden voor en blijft in de regel rond de 10 centimeter. Kleur zilverwit glanzend, met, zoals de naam al verraad, twee duidelijke donkere vlekken. De voorste onder de voorste rugvinstraal, de achterste op de staartwortel. Vinnen meer of minder rood- of bruinachtig. Vrouwen steviger, mannen met een krachtiger tekening. Deze vertoont knobbeltjes op de kop tijdens de paai.

Lengte ♀ tot 20 cm, ♂ tot 18 cm.

Verzorging, gedrag en kweek als bij de geslachtsbeschrijving. Eieren komen na maximaal twee dagen uit, jongen zwemmen een dag later vrij rond.

Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.

Temperatuur: 18 tot 30° C

pH: 6-8   dH: 0-12   fH: 0-21   ppm: 0-200

Kopen: ok.