= met een lichaam als van Cichla.
Geslacht van cichliden met ruim 10 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.
Vissen met een langwerpig ovaal en vaak hoog, zijdelings afgevlakt lichaam, afkomstig uit het ➛Amazonegebied in Zuid-Amerika. Vinnen matig hoog, echter wel een groot weekstralig deel. De staart is rond waaiervormig. Mannen zijn te herkennen aan de helderder kleuren en de verlengde punten aan rug- en aarsvin. Kop vrij groot, evenals de laag geplaatste, eindstandige bek. Deze is ver uitstulpbaar. Enkele soorten ontwikkelen een vetbult op het voorhoofd, soms zeer groot, waardoor de voorhoofdslijn zeer steil oploopt.
Als typische cichliden onderling tamelijk onverdraagzaam, wat echter sterk verminderd als er voldoende ruimte is. Dit houdt voor veel liefhebbers in dat soorten slechts als paar kunnen worden gehouden. Het omploegen van de bodem is een bij veel soorten gebruikelijke bezigheid, reden om stevige planten te kiezen en deze in potjes te plaatsen, of planten te beperken tot die soorten die zich op harde ondergrond vasthechten, zoals ➛Anubias en javavaren. Planten worden in de regel niet gegeten.
veel soorten laten zich goed kweken. Het zijn substraatleggers waarbij beide ouders aan de broedzorg deelnemen.
Cichlasoma is lang als verzamelgeslacht gebruikt voor min of meer gelijkvormige dieren, maar in de jaren '80 opgedeeld in onder meer de geslachten Amphilophus, ➛Archocentrus, Herichthys, ➛Heros, Hypselecara, Nandopsis, ➛Rocio, ➛Thorichthys en ➛Vieja. Vele oude namen zijn in oudere literatuur en op internet nog in gebruik.
Linnaeus 1758
Afkomstig uit een groot gebied in het noorden van Zuid-Amerika, van de rio Essequibo in Venezuela tot in Frans-Guyana; naar het zuiden tot halverwege Brazilië. Bewoners van allerlei typen water, vaak betrekkelijk zuurstofarm. Door introducties ook te vinden in Midden-Amerika en in Florida in de VS.
Grondkleur licht tot donker grijzig bruin met een soms aanwezige brede lengtestreep over het midden. Daarop, zoals de naam aangeeft, twee vlekken ter grootte van het oog, de voorste net voor de aarsvin, de achterste op de staartwortel, net boven de lengtestreep uitkomend, en met soms een goudkleurige rand aan de voorkant. Niet altijd zichtbaar zijn de acht dwarsbanden. Schubben van een donkere vlek of rand voorzien, in het laatste geval met een nettekening tot gevolg. Vinnen in de lichaamskleur, staart en weekstralig deel van rug- en aarsvin met rijen lichtbruine en -blauwe vlekjes dwars op de vinstralen.
Lengte tot 20 cm.
Betrekkelijk vreedzame vissen die buiten de bronst weinig agressie vertonen. Bij voorkeur als paar houden. Plaats planten in potten, enig graafwerk komt voor. Planten worden niet gegeten, al past plantaardig voedsel wel in het menu van deze verder weinig kieskeurige alleseters.
De kweek is vrij eenvoudig, het betreft substraatbroeders. Eieren en jongen worden door beide ouders verzorgd. Jongen kunnen met Artemia naupliën worden gevoerd.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 22 tot 28° C
pH: 6-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Geen IUCN status.
= van kihklé, Grieks voor vis.
Cichliden
Familie uit de orde van de ➛Cichliformes. Onderzoek wees uit dat de band met de orde van de ➛Perciformes, waartoe de cichliden voorheen behoorden, niet zo nauw was als werd aangenomen.
De cichliden vormen een van de grootste groepen van gewervelden. Hun lichaamsvorm kent veel variatie, van hoog schijfvormig tot rolrond langwerpig.
Cichliden komen voor in Noord- en Zuid-Amerika, van Texas in het noorden tot in Uruguay in het zuiden, met vele soorten uit het stroomgebied van de Amazone; in Afrika, in de grote meren van de Grote Riftvallei, zoals het Tanganyika-, Malawi- en andere meren maar ook in de Congorivier zijn een aantal kenmerkende soorten te vinden. In Azië zijn enkele cichliden te vinden in India en Sri Lanka. De cichliden in Azië zijn over het algemeen wat minder bekend, maar evengoed interessant.
Overeenkomsten zijn er vooral in de details rondom lichaamsbouw. Maar er zijn meer opvallende kenmerken. Over het algemeen is er een lange rugvin met een lang voorste deel met harde vinstralen en daarachter een korter weekstralig deel, waarmee waterstromingen kunnen worden gecompenseerd. De aarsvin heeft een vergelijkbare bouw, maar is korter, met een relatief groot weekstralig deel.
Kenmerkend is ook dat alle cichliden een meer of minder uitgebreide vorm van broedzorg vertonen, waarbij eieren en jongbroed door één of beide ouders fel worden bewaakt. Verschillende vormen komen voor, zowel ➛substraatleggers als ➛holenbroeders en ➛muilbroeders. Voor veel liefhebbers is vooral dát de reden er een speciaalaquarium voor in te richten.
Cichliden houden vraagt om een relatief groot aquarium. Vanwege de sterke territoriumneiging bij de meeste soorten, zeker als zich koppels gaan vormen, komt hun gedrag beter uit wanneer voor alle vissen genoeg ruimte is. In een te klein aquarium bestaat de kans dat de laagste in rang bezwijkt onder alle agressie. Natuurlijk hangt dit af van de soort en het formaat ervan. Cichliden zijn in meer of mindere mate gesteld op schuilgelegenheid in de vorm van holtes tussen hout of stenen. Deze vaste schuilplaats vormt het centrum van het territorium, en wordt verdedigd. In een kleiner aquarium liggen de territoria strak tegen elkaar en worden ook de schermutselingen op het grensvlak scherper. Hoe groter de afstand tussen de territoria, hoe sneller beide partijen in een conflict tot overeenstemming komen, zeker als de vissen bij het verlaten van de schuilplaats niet direkt de ander alweer in beeld hebben. Deze problemen zijn natuurlijk te vermijden met het houden van een paar, zij het dat dit weer in de paarvorming een probleem op kan leveren. Cichliden kunnen kieskeurig zijn bij de partnerkeuze: een vis die niet als partner wordt geaccepteerd, heeft een zwaar, of in het ergste geval géén leven.
Cichliden zijn, op een enkele uitzondering na, geen beginnersvissen. Om de dieren tot hun recht te laten komen is goed inzicht in hun gedrag nodig. Maar als daaraan wordt voldaan, is de beloning groot.
Vele soorten zijn redelijk tot zeer goed houdbaar, verdeeld over meer dan 200 geslachten:
Australoheros, ➛Geophagus, Gymnogeophagus, Nandopsis en ➛Nannacara.
➛Amatitlania, Amphilophus, ➛Crenicichla, ➛Cribroheros, Cryptoheros, Herichthys, ➛Herotilapia, ➛Hypsophrys, ➛Maskaheros, Neetroplus, Nosferatu, Parachromis, Panamius, ➛Paraneetroplus, Petenia, ➛Rocio, Theraps, ➛Thorichthys, Tomocichla, ➛Vieja;
Alcolapia, Anomalochromis, Astatoreochromis, Astatotilapia, Benitochromis, Chilochromis, Chromidotilapia, Coelotilapia, Coptodon, Ctenochromis, Danakilia, Divandu, Enigmatochromis, Etia, Gobiocichla, ➛Haplochromis, Hemichromis, Heterotilapia, Katria, Konia, Lithochromis, Oreochromis, Orthochromis, Parananochromis, Paratilapia, Paretroplus, ➛Pelmatochromis, Pelmatolapia, ➛Pelvicachromis, Pseudocrenilabrus, Ptychochromis, Sarotherodon, Serranochromis, Stomatepia, Thoracochromis, Thysochromis en Tilapia
Congochromis, Cyclopharynx, Heterochromis, ➛Lamprologus, Nanochromis, Schwetzochromis, ➛Steatocranus, ➛Teleogramma en Tylochromis.
Etroplus en Pseudetroplus.