CratoneuronBereik van paginaCrenicara latruncularium

Cratóneuron

= met een krachtige nerf.

Geslacht van mossen met ten minste 15 soorten uit de familie van de ➛Amblystegiaceae.

Mossen van gemiddelde grootte met dennentakachtige groei, min of meer regelmatig geveerd. Groen tot geelgroen, soms bruinig. Bladeren smal tot breed driehoekig, soms ovaal; recht of gebogen (sikkelvorm), vlak, vrijwel altijd gekarteld en met een opvallend dikke nerf in het midden (naam).

Verspreiding ➛kosmopolitisch, maar ontbreken in Australië. Te vinden op licht tot sterk kalkhoudende bodem, minimaal periodiek nat.

Eén soort is bruikbaar voor het aquarium, maar is in de handel waarschijnlijk niet te vinden.

Moeilijkheid 1 (0-3)

filícinum

Spruce 1867

Gewoon diknerfmos

Cratoneuron filicinum
Gewoon diknerfmos
Wereldwijde verspreiding, maar ontbreekt in Australië. Groeit in en rond beken, bronnen, vennen, zolang de grond nat is. In Nederland en België vrij algemeen.

Vorm als bij het geslacht weergegeven. Opvallend stijve planten met driehoekige vertakkingen (Am.: triangle moss), lichtgroen tot geelgroen.

Hoogte tot 10 cm, breedte tot 3 mm.

Weinig eisend mos dat goed permanent onder water is te houden. Verdraagt schaduw tot vrij sterke verlichting. Voeding en CO₂ verbeteren de groei.

Vermeerderen kan eenvoudig: ieder stukje groeit weer uit tot een volle plant.

Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.

Temperatuur: 10 tot 28° C

pH: 6-8   dH: 4-30   fH: 7-53   ppm: 70-500

crenáta

= getand.

Bacópa

Crenicára

= gekerfde Acara.

Klein geslacht van cichliden met 2 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.

Lepelvormig lichaam met een iets toegespitste, laag staande kleine bek, eindstandig. Snuit stomp. Rugvin lang en tweedelig; een hard- en een weekstralig deel. Aarsvin kleiner en eveneens tweedelig. Buikvinnen groot en afgerond, evenals de overige vinnen. Staartvin ovaalrond.

Vreedzame en sociale dieren die het best gedijen in een groep van minimaal 5 dieren. Ook in het gezelschapsaquarium zijn ze goed te houden, en daarmee geschikt voor beginnende liefhebbers. Gedurende de paartijd meer territoriaal.

Alleseters die een mix van ➛dierlijk en ➛plantaardig voer verlangen, zoals insectenlarven en ➛kleine kreeftachtigen. Eten wordt uitsluitend vanaf de grond gedaan, waarbij de bodem geregeld wordt afgezocht. Zorg daarom voor een gedeeltelijk onbeplante bodem met fijn, afgerond grind.

Substraatleggers. Een bijzonderheid bij C. punctulata is dat enkel vrouwelijke dieren worden geboren: na ongeveer 7 maanden verandert de meest dominante vrouw in een man. Dit wordt sequentieel ➛hermafroditisme genoemd, iets dat meer voorkomt bij koraalvissen. Bij C. latruncularium is dit nog niet zeker. De man paait met meerdere vrouwen, waarbij eieren op een platte steen of een groot blad worden afgezet. Vrouwen bewaken het legsel, de man het territorium. Jongen kunnen, eenmaal vrij zwemmend, al Artemia of vergelijkbaar groot jongbroedvoer eten.

Moeilijkheid 1 (0-3)

latrunculárium

Kullander & Staeck 1990

Inheems in de Rio Guaporé en Mamoré, in West-Brazilië en Peru.

Kleur grijs tot bruingeel, met donkere randen aan de schubben die een nettekening opleveren. Over de lengte loopt een brede, donkere band met tot zes donkere vlekken, terwijl langs de rugvin eveneens tot zes donkere vlekken kunnen zijn, ongeveer tussen de andere in, de voorste op het voorhoofd. Over het oog loopt een smalle streep schuin naar de bek. Daaronder een dubbele dunne, blauwwitte streep, de onderste beginnend achter het oog. Rug- en staartvin kleurloos, soms blauwig. Aars- en buikvinnen bij dominante vrouwen en mannen helder oranje. Ook de rugvin verschilt: D XV/7-8.

Lengte tot 9 cm.

Eieren komen de na drie dagen uit. Jongen zwemmen na maximaal 5 dagen vrij, verwijder de man tegen die tijd.

Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.

Temperatuur: 24 tot 28° C

pH: 6-7   dH: 0-12   fH: 0-21   ppm: 0-200

Kopen: ok.

Margevuller