= met twee rijen tanden.
Geslacht van karperzalmen met ten minste 25 soorten uit de familie van de ➛Distochodontidae.
Afrikaanse hoogrugzalmen die voornamelijk van ➛plantaardig voedsel leven. Daartoe beschikken deze dieren over een dubbele rij tweepuntige tanden in beide kaken.Voor het merendeel grote vissen met een hoog, zijdelings sterk afgevlakt lichaam met een sterk gewelfde rug en een veel vlakkere buiklijn. De kop is klein, met een onderstandige bek, en groeit minder snel dan de rest van het lichaam. Als gevolg daarvan blijft deze vrij spits en lijkt buiten proporties.
Over het algemeen vreedzame scholenvissen, die door hun plantaardig dieet met hooguit enkele harde soorten planten kunnen worden gehouden, zoals ➛javavaren en ➛Alternanthera ficoidea, andere worden gegeten. De inrichting is daarom vooral met houdt en gladde stenen interessant te maken. Enige stroming is gewenst. Uitstekende springers, houdt het aquarium goed afgesloten. Voeren kan met plantaardig aanbod, maar ook enig ➛dierlijk voer wordt gegeten, denk aan muggenlarven en kleine kreeftachtigen. Ook droogvoer wordt gegeten.
Günther 1873
Wijd verspreid over de midden- en benedenloop van het stroomgebied van de Congo rivier, in allerlei water.
Blijft in het aquarium doorgaans wat kleiner dan aangegeven. Kleur geheel zilver met een wittige vlek op iedere schub. Vinnen met een rood accent, met een zwartgrijs voorste deel in de rugvin, naar de randen transparant. Ogen donkerrood. Geslachtsonderscheid onduidelijk.
Lengte tot 20 cm.
Eén van de weinige soorten om in een groep te houden, maar combineer ze bij voorkeur niet met schuwe, langzame of soorten met lange vinnen, in verband met bijtgedrag. Levendige, redelijk vreedzame soort.
De kweek is nog niet gelukt, maar paait in de natuur in grote scholen.
Geschikt voor aquaria vanaf 500 liter.
Temperatuur: 23 tot 27° C
pH: 6-8 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300
Geen IUCN status.
Boulenger 1897
Inheems van Kameroen tot in Tanzania, in meren en rivieren; komt ook voor in het ➛Tanganyikameer.
De maximum lengte wordt zelden gehaald en blijft meestal ronde de 40 cm steken. Als jong dier zeer aantrekkelijke vissen, met zes scherp afgetekende donkere dwarsbanden over een oranjeachtig bruingeel lichaam. De bruingele kleur wordt bij het ouder worden echter meer donker bruingrijs, waardoor de dwarsbanden steeds minder duidelijk worden. Ook de mooie rode vinnen krijgen deze kleur. Geslachtsonderscheid onbekend.
Lengte tot 75 cm.
Grote vissen, die voor de doorsnee aquariumhouder al gauw te groot worden en meer geschikt zijn voor showaquaria. Gedrag variabel; sommige dieren blijven vreedzaam, andere ronduit vijandig naar andere dieren. Niet combineren met veel kleinere en schuwe soorten. Alhoewel een groepsvis kunnen volwassen dieren onderling erg strijdlustig zijn. Een groep vraagt zeer veel ruimte.
Over de kweek is niets bekend
Geschikt voor aquaria vanaf 2000 liter.
Temperatuur: 22 tot 26° C
pH: 6-8 dH: 8-18 fH: 14-32 ppm: 130-300
Geen IUCN status.