GobiiformesBereik van paginagoblinus

Gobiifórmes

= afgeleid van Gobius.

Grondelachtigen

Orde van langwerpige, in doorsnee vrijwel ronde bodemvissen in de infraklasse van de ➛Teleostei.

Gobiiformes
Buikvinnen als zuignap. © ➛A. Kaschula

De meeste soorten leven in zee, slechts tien procent komt voor in zoet water. Alle soorten leven in de ➛benthische zone en ontberen een ➛zwemblaas. Ze hebben een dubbele rugvin, de voorste met harde vinstralen, waarvan er vaak één en soms meer zijn verlengd, en de achterste met weke stralen, meestal afgerond. De borstvinnen zijn vaak zeer groot en het belangrijkste gereedschap voor de voortbeweging. Vaak zijn deze aan de onderkant voorzien van zeer stevige vinstralen met aan het eind de vorm van nagels, duidelijk bedoeld om mee tegen de bodem af te zetten, als de graafpoten van een mol. De buikvinnen worden gebruikt om mee op de bodem te steunen en zijn vaak vervormd tot een zuignap. Het lichaam is overwegend robuust, wat wordt benadrukt door de forse, ronde en vaak stompe kop met vaak opvallende bolle wangen. De bek heeft iets van een grote laadklep en is geregeld voorzien van opvallend volle lippen. De ogen staan, zoals dat bij bodemvissen vaak het geval is, meestal hoog op de kop en hebben vaak een sterk iriserende pupil.

Deze orde is het gevolg van een grondige herziening: de vissen vielen voorheen onder de ➛Perciformes.

Zoetwatersoorten die voor aquariumhouden geschikt zijn komen voor in de volgende families:

Butidae, ➛Eleotridae, ➛Gobiidae, ➛Odontobutidae, ➛Oxudercidae en ➛Rhyacichthyidae.

góblinus

= kobold.

Sundadánio

Margevuller