Klein geslacht van cichliden met 4 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.
Kleine tot grote roofzuchtige cichliden uit Afrika die sterk op elkaar lijken. Binnen het geslacht waren lang twee groepen onderscheiden: de soorten met vijf dwarsbanden, met daarop een duidelijke vlek midden op de flank op een vage lengtestreep, en de rood gekleurde soorten. Na een herziening in 2022 zijn de laatste ondergebracht in het geslacht Rubricatochromis.
Langwerpig tot hoog gebouwde vissen met een spitse kop. De holle voorhoofdlijn draagt daar sterk aan bij. De laag geplaatste bek is eindstandig, diep ingesneden en ver uitstulpbaar. Rug- een buiklijn lopen voor een groot deel parallel, met een gestroomlijnd lichaam tot gevolg. De lange rugvin is laag en opgedeeld in een hard- en weekstralig deel. De aarsvin is zeer kort en kent slechts enkele harde stralen. De buikvinnen zijn bij de man wat puntiger, de overige vinnen zijn afgerond. Verder geslachtelijke kenmerken zijn er vrijwel niet, afgezien van vorm van de ➛genitaalpapil gedurende de paartijd.
De tekening bij alle soorten kent enkele typische elementen, zoals de onscherpe dwarsbanden en lengteband, die op de kruispunten vijf scherpe zwarte vlekken vertonen. De voorste ligt achter de kieuwdeksel, de laatste op de staartwortel. Vanaf de nek loopt een donkere lijn over het oog naar de mondhoek.
Afgezien van de agressie gedurende de paartijd redelijk rustig, al kan onderlinge agressie tot de dood van een vis leiden. Dit maakt paarvorming moeilijk. Zorg in eerste instantie voor voldoende ruimte en schuilgelegenheid, en laat meerdere jonge dieren samen opgroeien. Enkel planten in potten of hechtplanten volstaan, de dieren zijn erg van het graven. Niet moeilijk met voedsel, mits niet te klein. Zowel levend, diepvries- als droog ➛dierlijk voer worden gegeten.
Met een eenmaal ontstaan koppel is de kweek van deze productieve substraatleggers niet bijzonder moeilijk. Hiertoe wordt een plat stuk steen schoongepoetst. Beide ouders plegen strikte broedzorg, waarbij de vrouw de eieren verzorgt en de man het territorium bewaakt. Na 2 dagen komen de eieren uit, en de jongen worden naar gegraven kuilen verplaatst, soms meerdere keren. Na maximaal 6 dagen zwemmen de jongen vrij en eten ➛jongbroedvoer ter grootte van Artemia. Verwijder andere aanwezige vissen: deze overleven de kweek waarschijnlijk niet. Verwijder de jongen zodra de ouders een volgende kweek inzetten.
Inheems langs de West-Afrikaanse kust, van Guinee tot in de Okavango in Botswana, echter niet in alle landen tussen Sierra Leone en Kameroen is de soort waargenomen. Te vinden in allerlei zoet en brak water.
Uiterlijk bijna identiek aan H. fasciatus, met duidelijke roodkleuring onder de lengtestreep, vooral op de kieuwdeksel. De rode kleur beslaat soms bijna de gehele flank. Zonder rode kleur bijna niet van H. fasciatus te onderscheiden. Tijdens de kweek intensiveren de kleuren sterk, met name het rood.
Lengte tot 15 cm.
Verzorging, gedrag en kweek als vermeld bij het geslacht. Tot 800 eieren.
Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.
Temperatuur: 22 tot 28° C
pH: 6-8 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300
Kopen: ok.