MangrovehoutBereik van paginaMaratecoara formosa

Mangrovehout

Uit Azië afkomstig ➛hout van mangrovebomen, die in door zee overspoelde kustgebieden groeien. Grove stukken van stammen of grote takken, of wortels zonder takken.

Mangrovehout
Mangrovehout.

Ondanks het gewicht is ➛inwateren van dit type hout noodzakelijk. Hoewel dit hardhout is is het toch betrekkelijk zacht en daarom ook zeer geschikt voor hout etende meervallen van bijvoorbeeld het geslacht ➛Panaque. Kleurt het aquariumwater sterk, maar wordt minder op termijn. Dit is met een geregelde ➛waterwissel te beperken. Een wattige ➛bacterielaag in het begin is vrij gebruikelijk. Spijtig is wel dat veel stukken twee gezaagde kanten hebben.

manipurénsis

= uit Manipur, India.

Péthia

Manzanitahout

Hout afkomstig van manzanitabomen uit westelijk Noord-Amerika.

Manzanitahout
Manzanitahout
Deze vallen onder het geslacht Arctostaphylos, dat ruim 100 soorten kent. Welke voor dit decoratiehout worden gebruikt is onduidelijk. Het gaat om ➛hout waarvan de, voor dit geslacht kenmerkende, rode bast is verwijderd. De takken zijn grillig gevormd en fraai getekend, wat deze aantrekkelijk maakt. Zowel gezandstraalde stukken als ruw hout waarvan de bast door uitdrogen is losgekomen worden aangeboden. Eventueel nog aanwezige bast verwijderen. Inwateren van dit zware hout is desondanks nodig. Ook kan het water enige tijd bruin kleuren door afgegeven ➛tannines, het gehalte is echter vrij laag. Een wattige witte bacterielaag kan ontstaan, welke doorgaans vrij snel weer verdwijnt.

Eén van de duurdere houtsoorten, die ook veel voor terraria wordt gebruikt.

Maratecóara

= vechter.

Klein geslacht van tandkarpers met 4 soorten uit de familie van de ➛Rivulidae.

Seizoenvissen uit centraal en oostelijk Brazilië, die in het aquarium echter wat langer meegaan, tot zo'n 18 maanden. Langgerekt ovale dieren met, wat de mannen aangaat, sterk uitgetrokken rug- en aarsvin. De kop is weinig spits, met een vrij kleine, bovenstandige bek. De rug is meer gewelfd dan de buiklijn. Alle dieren zijn ijsblauw en rood gekleurd op zowel lichaam als vinnen. De geslachtsdimorfie kan bijna niet helderder met dergelijk kleurrijke mannen. Bij vrouwen lijken hun felle tinten naar een bruine variant te zijn verkleurd. Hun vinnen zijn kleurloos.

Betrekkelijk vreedzame, maar territoriale dieren, die hun gebieden onderling met veel vertoon verdedigen. Bij voorkeur in een kleine groep te houden. Vermijd sterke stroming en al te fel licht bij deze bosbewoners. Een donkere bodem heeft daarom de voorkeur. Warmtebehoeftige dieren.

Kweken is niet eenvoudig en vraagt geduld. Voorzie de kweekbak van een bodem van ➛turfmolm of ➛cocopeat en plaats meerdere vrouwen bij een man. Daarmee wordt al te veel dwang bij één vrouw omzeild. Een pot met turf of cocopeat plaatsen kan ook, in verband met hygiëne. Kweken met meerdere paren is ook mogelijk, maar vraagt meer ruimte. Voer de vissen afwisselend met uitsluitend levend voer. De kleine eieren worden, geheel afwijkend van de meeste andere seizoenvissen, in meerdere kleine aantallen boven de bodem gedropt. Deze kunnen na twee weken worden verzameld, gespoeld en tot licht vochtig worden gedroogd. Afhankelijk van de temperatuur 3 tot 5 maanden bewaren tot de ogen in de eieren zichtbaar worden. Eenmaal zover kan met een klein aantal eieren een opgieting van 18° worden gedaan. Zwemmen er na 24 uur jongen, dan kunnen de overige eieren worden opgegoten. Bewaar de overgebleven molm met eieren nog een maand, waarschijnlijk komen dan ook de tragere eieren nog uit. Herhaal dit eventueel meerdere keren. Voeren kan al direct met Artemia, maar beginnen met Paramecium formaat ➛jongbroedvoer kan ook.

Moeilijkheid 2 (0-3)

formósa

Costa & Brasil 1995

Afkomstig uit plassen in de middenloop van de Rio Tocantins en Araguaia in het noordoosten van Brazilië.

Maratecoara formosa
Maratecoara formosa. © ➛F. Vermeulen

Vorm als aangegeven bij het geslacht. Kop stomper dan bij de andere soorten, soms met een knik in het voorhoofd. Lichaam overwegend ijsblauw, met een dicht patroon van rode stippen die op de kop begint en over de rug tot op de staartvin smaller wordt. Soms zijn daarin lijnen te zien. Vinnen ook voornamelijk blauw, met een rode piek in de rugvin en wat rode accenten op de staartwortel. Rug- en aarsvin beide met een zwarte punt. Een oranje vlek rond de borstvinnen ontbreekt, in tegenstelling tot M. lacortei.

Lengte tot 5 cm.

Verzorging, gedrag en kweek als bij het geslacht vermeld.

Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.

Temperatuur: 23 tot 28° C

pH: 5-7   dH: 0-8   fH: 0-14   ppm: 0-130

Een kwetsbare soort. In winkels zijn deze vissen echter zelden aan te treffen.

Margevuller