Geslacht van planten met meer dan 10 soorten uit de familie van de ➛Lamiaceae.
Planten uit Noord-Amerika met opgaande stengels, met kruiswijs staande, kort gesteelde, spoelvormige groene bladeren met een gekartelde rand, eindigend in een punt. Bloemen eveneens kruiswijs, met vele tientallen bijeen op een aar aan het eind van de stengel. Soms met zijaren.
De enige geschikte soort is als tuinplant al jaren in cultuur:
Scharnierbloem
Inheems langs de zuidoostkust van Noord-Amerika, op vochtige en natte plaatsen, ook in laagland.
Moerasplant. Boven water tot een meter hoog. Bladeren onder water in een rozet, meer langwerpig eivormig, aan de top afgerond, niet spits. Bloemen roodachtig paars.
Hoogte tot 10 cm, breedte tot 15 cm.
Weinig eisende plant, die echter langzaam groeit. Schakelt makkelijk om naar submers. Zorg voor voldoende licht en voeding, anders blijft alleen een kommervorm over. CO₂ is ook effectief. Enigszins winterhard.
Te vermeerderen door het vormen van adventiefplanten aan los drijvende bladeren
Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.
Temperatuur: 10 tot 25° C
pH: 5-8 dH: 4-12 fH: 7-21 ppm: 70-200
Door organismen aangemaakte kleurstoffen. Deze bevinden zich bij veel diergroepen in daartoe gespecialiseerde pigmentcellen of ➛chromatoforen. De kleurstoffen absorberen specifieke golflengten van licht. De overige worden weerkaatst en bepalen daarmee de kleur. Ook hemoglobine in bloed is zo'n pigment.
Ook bij planten bevinden pigmenten zich in ➛cellen, vooral ➛chlorofyl, dat de groene kleur bepaalt. Andere kleuren zijn in oplossing in vacuolen aanwezig, bijvoorbeeld in bloemen.
In een zeldzaam geval ontbreken pigmenten geheel in een dier en is sprake van ➛albinisme.