Klein geslacht van cichliden met 3 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.
Kleine Afrikaanse muilbroeders met een wijde verspreiding. Vooral in vrijwel stilstaand water in de nabijheid van boomwortels of onder ➛drijfplanten of overhangende begroeiing.
Lichaam langwerpig ovaal met een grote en vrij spitse kop en een redelijk diep ingesneden eindstandige bek. De rugvin is lang en verdeeld in een hard- en weekstralig deel, evenals de veel kortere aarsvin.
Buiten de paartijd vreedzame dieren, anders erg territoriaal en graaflustig, planten worden uitgegraven. Fijn, afgerond grind is dan aan te raden, evenals het plaatsen van planten in potjes, vastgezet met stenen. Mannen onderling kunnen erg agressief zijn. Tijdens de paartijd worden met name dieren uit de onderste waterlaag verjaagd, dieren uit andere waterlagen lopen veel minder risico.
Weinig kieskeurig met voedsel, zowel ➛levend, ➛diepvries- als ➛droogvoer van ➛dierlijke aard worden gegeten.
Eenvoudig te kweken vissen, waarvoor echter wel een passend ➛kweekkoppel nodig is. Ook meerdere vrouwen bij een man zetten is mogelijk, zorg dan voor een schuilplaats voor elk daarvan. Voor de paring worden kuilen gegraven door draaiende bewegingen. In één ervan worden de eieren afgezet en bevrucht. De eieren worden in de regel door de vrouw in de bek genomen, in een zeldzaam geval door de man. Het aantal eieren hangt af van de ervaring en voeding van de ouderdieren. Verwijder de man na de afzet, deze blijft de vrouw najagen. De eieren komen na ongeveer 10 dagen uit, de bek an dan niet meer geheel dicht. De jongen zoeken nog geregeld de bak op voor veiligheid of voor de nacht. Voer de jongen met Artemia of vergelijkbaar ➛jongbroedvoer. Ze groeien snel.
De naam verwijst naar het lipvissengeslacht Symphodus, destijds Crenilabrus genaamd. Zelden aangeboden vissen, alhoewel P. multicolor in het verleden erg populair is geweest.

Wijd verspreid in Oost-Afrika van Egypte tot in Tanzania.
Vorm als aangegeven bij het geslacht. Kleur geelbruin, schubben met lichtere, soms blauw glanzende randen. Lippen metaalblauw. Vinnen met onregelmatige blauwe lijnen, staartvin met blauwe vlekken. Ongepaarde vinnen met helderrode randen. Vrouwen grijzer van kleur en zonder rood.
Lengte ♀ tot 7 cm, ♂ tot 8 cm.
Verzorging, gedrag en kweek als bij het geslacht aangegeven. Zeer geschikt voor beginnende cichlidenliefhebbers. Niet bijzonder warmtebehoeftig, voor de kweek de temperatuur wel richting het maximum opvoeren. Kweekt erg makkelijk, waarbij tot 100 eieren worden afgezet.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 20 tot 26° C
pH: 6-8 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300
In oudere literatuur te vinden onder de geslachten ➛Haplochromis, Hemihaplochromis en Paratilapia. Deze oudgediende is de eerste in het aquarium nagekweekte vissoort.
Kopen: ok.

Endemisch in het stroomgebied van de Congo rivier.
Uiterlijk sterk gelijkend op P. multicolor, maar met veel intensiever lichtblauw gekleurd netwerk op flanken en vinnen. Aan de voorkant van de rugvin een zwarte veeg, de zwarte buikvinnen zijn van lichtblauwe voorste vinstralen voorzien, die soms erg lang kunnen worden. Vrouwen missen het intensieve blauw en de zwarte accenten. Soms zijn 5 onduidelijke dwarsbanden bij vrouwen te zien, beter dan bij de kleurrijke mannen.
Lengte ♀ tot 7,5 cm, ♂ tot 8,5 cm.
Verzorging, gedrag en kweek als vermeld bij het geslacht. Agressiever dan P. multicolor. Tot 70 eieren worden afgezet.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 22 tot 26° C
pH: 6-8 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300
Kopen: ok.