Groot geslacht van kevers met meer dan 80 soorten uit de familie van de ➛Dytiscidae.
Uitstekende zwemmers, die ook vliegend aardig vooruit komen. Op land maken ze een onhandige indruk. Deze insecten en hun ➛larven leven van de jacht op insectenlarven en kleine ➛kreeftachtigen, exemplaren groter dan zijzelf schuwen ze daarbij niet. De larven verpoppen in een gegraven hol op de oever. Het mag duidelijk zijn dat deze insecten en hun larven een groot risico vormen in een aquarium met vissen, en vooral garnalen. Enkel heel jonge larven kunnen als voedsel dienen.
De verspreiding van deze kevers beslaat het noordelijk halfrond, waar ze voorkomen in uiteenlopend water, van kleine plasjes en volgelopen sporen tot plassen, meren en sloten.
Algemeen in Nederland, in België als kwetsbaar beschouwd.
Lichaam en kleur als beschreven bij het geslacht. Onderkant geheel donkerbruin tot goudgeel, borststuk enkel een donkere band langs de dekschilden, geen tekening.
Lengte tot 8 mm.
Lichaam en kleur als bij de geslachtsbeschrijving. Op het borststuk een breed ovale, zwarte vlek met aan weerszijden een halve maanvormige vlek. Het achterlijf is aan de onderzijde bruinig goudgeel.
Lengte tot 11 mm.