TrichomycteridaeBereik van paginaTrichopodus leerii

Trichomyctéridae

= afgeleid van Trichomycterus.

Parasitaire meervallen

Zeer slanke en langgerekte meervallen uit de orde van de ➛Siluriformes. De verspreiding loop van Costa Rica zuidwaarts over geheel Zuid-Amerika. Het geheel naakte lichaam is rond in doorsnede, wat met de wat dikkere kop de indruk van een korte slang maakt. Naar de staartvin is het echter zijdelings afgeplat. De rugvin staat ver naar achteren, ter hoogte van de aarsvin. De buikvinnen bevinden zich even voor de aarsvin. Ogen zeer klein. Drie paar baarddraden, één op de snuit, de andere twee op de mondhoeken. Groot worden deze meervallen niet, de meeste blijven onder de 3 cm.

Lang niet alle geslachten bevatten ➛parasitair levende soorten. Tot het parasitair gedrag vallen het eten van schubben en slijmlaag of het binnendringen van kieuwen van andere vissen, waar ze zich in het laatste geval met stekels op de eigen kieuwdeksels vergrendelen en zich aan bloed tegoed doen. Beroemd in dat verband is de Candiru, Vandellia cirrhosa, die zelfs de urinewegen van badende mensen zou binnendringen, met alle bijbehorende ellende. De vis zou vaak operatief moeten worden te verwijderen. Recent bewijs voor deze gruwelverhalen ontbreekt echter. Gebrek aan zuurstof zal elke weldenkende vis vermoedelijk weerhouden een dergelijke plek op te zoeken.

Andere soorten voeden zich met meer gebruikelijk voedsel als ➛muggenlarven en ➛kleine kreeftachtigen, ➛wormen.

Soms als aquariumvis gehouden soorten komen voor in de volgende geslachten:

Ituglanis, Pareiodon, Pseudostegophilus, Trichomycterus, Tridentopsis en Vandellia.

trichophýllum

= met draden als bladeren.

Blepharóstoma

Trichópodus

= met draden als voeten.

Klein geslacht van goerami's met 6 soorten uit de familie van de ➛Osphronemidae.

Trichopodus is voortgekomen uit het geslacht ➛Trichogaster. Verschilt daarvan door de veel kortere rugvin en het aanmerkelijk grotere lichaam van volwassen dieren. Meerdere soorten zijn populaire oudgedienden in de aquaristiek.

Vrij grote goerami's die uit Zuidoost-Azië komen. Hoog lichaam met een aan de staartkant gerekte ruitvorm, met een spitse kop en vrij smalle staartwortel. De aarsvin is zeer lang en loopt vrijwel van de draadvormige buikvinnen, kort achter de kop, tot de staartvin. De bek heeft wrattige lippen en is klein en iets bovenstandig.

Rustige, zelfs wat schuwe vissen die een goed beplant aquarium verlangen, een lage waterstand en liefst wat beschutting van boven in de vorm van ➛drijfplanten of -bladeren. Niet te stevige stroming inzetten. Betrekkelijk vreedzaam tegenover kleinere vissen, mits niet te klein. Mannen tonen territoriumgedrag en kunnen onderling agressief zijn. Tot problemen leidt dit echter vrijwel nooit. Warmtebehoeftige vissen, die gevoelig zijn voor verwondingen. Niet geschikt als beginnersvissen. Een gezelschapsaquarium, mits zorgvuldig samengesteld, is echter goed mogelijk. Alleseters die een groot aandeel plantaardig voedsel vragen.

Over het algemeen niet moeilijk te kweken, maar een passend en goed volgroeid kweekstel is vereist. Zorg voor een lage waterstand van 10 tot 15 cm en houd de temperatuur tegen het maximum. Schuimnestbouwers met een grote productie, tot 1000 eieren komt voor. De zeer kleine jongen hebben zeer fijn ➛jongbroedvoer nodig, zoals ➛Paramecium.

Moeilijkheid 2 (0-3)

léerii

Bleeker 1852

Diamantgoerami

Inheems in Thailand, Maleisië en op de Indonesische eilanden Borneo en Sumatra, in dicht begroeide moerassen langs de kust. In Colombia verwilderd.

Trichopodus leerii
De diamantgoerami. © ➛C.K. Yeo

Kleur licht geel- tot roodbruin, met vanaf de kop op regelmatige afstand van elkaar donker omrande parelmoerkleurige stippen, ook op de ongepaarde vinnen. Vanaf de onderlip richting de staartwortel een zwarte lengtestreep. Mannen groter, feller gekleurd en grotere vinnen, tijdens de bronst met een rode keel.

Lengte ♀ tot 10 cm, ♂ tot 12 cm.

Sterke vissen, geschikt voor het gezelschapsaquarium, al kunnen twee mannen het elkaar erg moeilijk maken. Zet bij voorkeur meerdere vrouwen bij één man en zorg voor voldoende schuilgelegenheid. Vermijd ook agressief gezelschap; de dieren worden dan bleek en schuw. Vatbaar voor ziekten indien de lucht boven het water te koud is, dek een open aquarium met een glasplaat af.

Eenvoudig te kweken, maar vrijwel volgroeide dieren zijn nodig. Bij de paring vindt de typische omhelzing plaats. Na meerdere paringen bevat het grote schuimnest tot 300 eieren, dat door de man wordt bewaakt. Verwijder de vrouw na de paring, zij wordt nadien verjaagd en kan worden verwond. Na ongeveer een dag komen de eieren uit, de jongen zwemmen 4 tot vijf dagen later vrij. Tijd om ook de man te verwijderen. De jongen groeien traag en zijn gedurende de eerste drie maanden gevoelig voor temperatuurschommelingen, iets om bij de waterwissel op te letten.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 24 tot 30° C

pH: 5-8   dH: 4-30   fH: 7-53   ppm: 70-500

De soort is zo goed als bedreigd, reden om wildvang niet te kopen. In de handel wordt vrijwel uitsluitende commerciële nakweek aangeboden.

Kopen: ok.

Margevuller