= afgeleid van Akysis.
Familie van meervallen uit de orde van de ➛Siluriformes, afkomstig uit zuidelijk Azië. Te vinden in snelstromende beken met een bodembedekking van meestal fijn zand of grind en helder en zuurstofrijk water.
De meervallen zijn langwerpig en slank van vorm, al zijn ze van boven aan de kop enigszins tot sterk afgeplat. De rugvin staat vrij ver naar voren, waardoor de rug evenredig wordt gedeeld met de lange vetvin, die van een stekel is voorzien. De kop is breed en plat, de eindstandige bek is van vier paar baarddraden voorzien; één bij de neusgaten, één op de bovenlip en twee op de onderlip. De buikvinnen staan net voorbij de rugvin, de aarsvin recht onder de vetvin. De huid is rimpelig en met rijen knobbeltjes bezet. De vissen zijn getekend met een grove marmertekening van donkerbruine vlekken op een licht geelbruine, wat doorschijnende grondkleur, hoewel bij enkele soorten meer van het omgekeerde sprake is. De tekening loopt over de verder transparante vinnen door.
Vreedzame dieren die het prima doen in andersoortig gezelschap, mits niet te druk of te groot. Ook medebodembewoners en garnalen worden met rust gelaten. De dieren kunnen zowel solitair als in een groep worden gehouden. Hun voedsel kan bestaan uit allerlei klein levend en diepvriesvoer. Droogvoer kan een probleem zijn en vraagt eventueel een gewenningsperiode.
Van de geslachten Acrochordonichthys, ➛Akysis, ➛Parakysis en Pseudobagarius worden af en toe dieren verhandeld.
= zonder (zwem)blaas.
Geslacht van meervallen met ten minste 20 soorten uit de familie van de ➛Akysidae.
Zeer kleine dieren die voorkomen in zuidelijk Azië over een gebied van India tot in Indonesië. Als alle leden uit de familie bewoners van snelstromende rivieren, meestal met een grindbodem, maar ook op modderige bodems werden enkele soorten waargenomen.
De familiebeschrijving gaat grotendeels ook op voor dit geslacht. De kop is echter beperkt van boven afgeplat, waardoor de dieren wat eleganter ogen dan de gemiddelde meerval. De vetvin is vrij lang, de staartvin gevorkt. Alle vinnen zijn afgerond. De grondkleur is overwegend gelig lichtbruin met daarover een opvallende, grove bruinzwarte marmertekening.
Goed te houden vissen, mits voor schoon water wordt gezorgd dat regelmatig wordt ververst, de vissen zijn gevoelig voor een matige ➛waterkwaliteit. De dieren graven zich graag volledig in de ➛bodem in, of alleen met de ogen er bovenuit. Reden om voor fijn en goed afgerond grind te kiezen. Ook klemmen ze zich graag tussen stenen en andere vaste voorwerpen. Vermijd daarom al te scherp gerande decoratie. Planten komen in hun natuurlijk omgeving nauwelijks voor, maar kan goed. Denk aan varens of mossoorten die zich aan vaste voorwerpen hechten.
Alfred 1966
Inheems op heel het Maleisisch schiereiland en zuidelijk Thailand in bergbeken met helder en zuurstofrijk water boven een grindbodem; een enkele keer in stilstaand water met een modderige bodem.
Uiterlijk als bij het geslacht aangegeven, waarbij de grondkleur wat donkerder bruin is, met bruinzwarte marmervlekken.
Lengte tot 5 cm.
Over de kweek zijn geen gegevens bekend.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 15 tot 24° C
pH: 6-7 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Kopen: ok.