aterrimusBereik van paginaAtlantirivulus guanabarensis

atérrimus

= dof zwart.

Hydróphilus

Atherínidae

= afgeleid van Atherina.

Koornaarvissen

Familie uit de orde van de ➛Atheriniformes. Langgerekte, smalle vissen, met als opvallend kenmerk de twee ver uit elkaar staande rugvinnen. De voorste heeft steviger vinstralen, maar de achterste heeft één stevige voorste vinstraal gevolgd door weke, evenals de aarsvin. De borstvinnen zijn hoog geplaatst. Vrij grote schubben.

De familie is onderverdeeld in 12 geslachten, waarvan alleen ➛Craterocephalus voor het aquarium van belang is.

Atherinifórmes

= afgeleid van Atherina.

Koornaarvisachtigen

Orde uit de infraklasse van de beenvissen of ➛Teleostei. Deze is onderverdeeld over negen families. De vissen komen wereldwijd voor in tropisch en gematigd water, zowel zoet als zout. Doorgaans zijdelings sterk afgeplatte, langwerpige scholenvissen, vrijwel allemaal klein, met een zilverachtige glans (in Amerika heten de vissen 'silversides'). De kop is relatief klein, en spits. Twee rugvinnen, de voorste met stevige vinstralen en de achterste weekstralig, welke vrij ver naar achteren staan. De aarsvin heeft een harde voorste vinstraal. De zijlijn is onvolledig of ontbreekt. Dankzij de lange rug- en aarsvin en de grote, vaak zwart omrande schubben vertonen de vissen enige gelijkenis met een korenaar op z'n kant, wat de naam verklaart. Krachtige zwemmers, die voor het merendeel in stromend water leven.

Van de families komen aquariumvissen uit de ➛Atherinidae, ➛Bedotiidae, ➛Melanotaeniidae, ➛Phallostethidae, ➛Pseudomugilidae en ➛Telmatherinidae.

Atlantirívulus

= Atlantische Rivulus.

Geslacht van tandkarpers met ruim 15 soorten uit de familie van de ➛Rivulidae.

Slanke en langwerpige ➛niet-annuelen met een snoekachtig lichaam, veelal in een wat doorgebogen houding. Kop vrij spits, alhoewel met een wat stompe snuit. Bek bovenstandig, breed. Kenmerkend is de ver achterwaarts geplaatste rugvin. Deze is kort in vergelijking met de aarsvin. De staartvin is afgerond ovaal. Minder opvallend gekleurde killivissen.

Alle soorten zijn afkomstig uit het Atlantisch Woud langs de Atlantische kust van Brazilië, van de staat Bahia zuidwaarts tot in Santa Catarina.

Vreedzame dieren, mannen onderling echter erg competitief. Daarom het beste meerdere vrouwen bij één man te houden. Met enig beleid te combineren met andere vissen, mits niet te druk. Houdt ➛stroming en ➛verlichting gedempt. Een dichte beplanting strekt tot aanbeveling, evenals ➛drijfplanten. Deze uitstekende springers vragen om een nauwsluitende afdekking. Gemiddelde levensduur van deze dieren bedraagt 3 jaar.

Kweken is niet bijzonder moeilijk. Plaats een man met enkele vrouwen in een bak met een bodem van turfmolm of ➛cocopeat en een ➛sponsfilter. Voeg fijn groen toe, zoals mos of de vaantjesplant, of gebruik een ➛kweekmop. Zodra de leg begint worden dagelijks tot 15 eieren afgezet gedurende hun levensduur. De eieren kunnen twee weken worden bewaard. Een maal uit gekomen jongen eten direct Artemia of jongbroedvoer van gelijke grootte en zijn na 4 tot 5 maanden geslachtsrijp. Een lagere ➛pH-waarde geeft meer vrouwelijke dieren. Zie ook de uitgebreide beschrijving van opgieten van eieren onder ➛seizoenvissen.

Moeilijkheid 2 (0-3)

guanabarénsis

Costa 2014

Te vinden in de kustrivieren rond de Guanabara baai van Rio de Janeiro.

Uiterlijk als beschreven bij het geslacht. Kleur licht oranjebruin, rug donker roodbruin. Op de flank een rozige, onscherpe lengtestreep. Vinnen geel, de ongepaarde met een korte, donker roodbruine rand. Vrouwen geler van kleur, met bruiniger vinnen, rug- en staartvin met bruine dwarsstrepen. Lengtestreep oranje.

Lengte tot 34 mm.

Weinig is nog bekend over deze soort. Verzorging,gedrag en kweek te verwachten als bij de geslachtsbeschrijving. Dit geldt ook voor genoemde waterwaarden.

Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.

Temperatuur: 20 tot 26° C

pH: 6-7   dH: 4-12   fH: 7-21   ppm: 70-200

Kopen: ok.

Margevuller