AtlantirivulusBereik van paginaAtlantirivulus janeiroensis

Atlantirívulus

= Atlantische Rivulus.

Geslacht van tandkarpers met ruim 15 soorten uit de familie van de ➛Rivulidae.

Slanke en langwerpige ➛niet-annuelen met een snoekachtig lichaam, veelal in een wat doorgebogen houding. Kop vrij spits, alhoewel met een wat stompe snuit. Bek bovenstandig, breed. Kenmerkend is de ver achterwaarts geplaatste rugvin. Deze is kort in vergelijking met de aarsvin. De staartvin is afgerond ovaal. Minder opvallend gekleurde killivissen.

Alle soorten zijn afkomstig uit het Atlantisch Woud langs de Atlantische kust van Brazilië, van de staat Bahia zuidwaarts tot in Santa Catarina.

Vreedzame dieren, mannen onderling echter erg competitief. Daarom het beste meerdere vrouwen bij één man te houden. Met enig beleid te combineren met andere vissen, mits niet te druk. Houdt ➛stroming en ➛verlichting gedempt. Een dichte beplanting strekt tot aanbeveling, evenals ➛drijfplanten. Deze uitstekende springers vragen om een nauwsluitende afdekking. Gemiddelde levensduur van deze dieren bedraagt 3 jaar.

Kweken is niet bijzonder moeilijk. Plaats een man met enkele vrouwen in een bak met een bodem van turfmolm of ➛cocopeat en een ➛sponsfilter. Voeg fijn groen toe, zoals mos of de vaantjesplant, of gebruik een ➛kweekmop. Zodra de leg begint worden dagelijks tot 15 eieren afgezet gedurende hun levensduur. De eieren kunnen twee weken worden bewaard. Een maal uit gekomen jongen eten direct Artemia of jongbroedvoer van gelijke grootte en zijn na 4 tot 5 maanden geslachtsrijp. Een lagere ➛pH-waarde geeft meer vrouwelijke dieren. Zie ook de uitgebreide beschrijving van opgieten van eieren onder ➛seizoenvissen.

Moeilijkheid 2 (0-3)

guanabarénsis

Costa 2014

Te vinden in de kustrivieren rond de Guanabara baai van Rio de Janeiro.

Uiterlijk als beschreven bij het geslacht. Kleur licht oranjebruin, rug donker roodbruin. Op de flank een rozige, onscherpe lengtestreep. Vinnen geel, de ongepaarde met een korte, donker roodbruine rand. Vrouwen geler van kleur, met bruiniger vinnen, rug- en staartvin met bruine dwarsstrepen. Lengtestreep oranje.

Lengte tot 34 mm.

Weinig is nog bekend over deze soort. Verzorging,gedrag en kweek te verwachten als bij de geslachtsbeschrijving. Dit geldt ook voor genoemde waterwaarden.

Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.

Temperatuur: 20 tot 26° C

pH: 6-7   dH: 4-12   fH: 7-21   ppm: 70-200

Kopen: ok.

Moeilijkheid 2 (0-3)

janeiroénsis

Costa 1991

Inheems rond de Guanabara baai van Rio de Janeiro en in twee nabijgelegen natuurreservaten aan de westkant.

Atlantirivulus janeiroensis
Atlantirivulus janeiroensis. © ➛F. Vermeulen

Kleur variabel, soms bruinachtig grijs, met verspringende rijen bleekgroene en oranjebruine vlekjes, de eerste soms met dunne zigzaglijnen onderling verbonden. Vinnen heldergeel, de ongepaarde met een donkerder boven- en onderrand. Ook blauwere dieren komen voor, met eveneens meerdere blauwe vinnen. Vrouwen nóg eenvoudiger van kleur, met transparant tot bruinige vinnen, staartvin met rijen vlekjes tussen de stralen.

Lengte tot 6,5 cm.

Verzorging gedrag en kweek als vermeld bij het geslacht.

Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.

Temperatuur: 22 tot 26° C

pH: 6-7   dH: 4-12   fH: 7-21   ppm: 70-200

Deze soort werd als uitgestorven beschouwd, maar twee nieuwe locaties zijn gevonden - dat wil zeggen, die populaties daar bleken bij nader onderzoek A. janeiroensis te zijn - en wordt nu zelfs niet meer als kwetsbaar aangemerkt.

Kopen: ok.

Margevuller