BellentellerBeloniformes

Bellenteller

Hulpmiddel voor het ruwweg doseren van de ➛CO₂ toevoer.

Bellenteller
Volglazen bellenteller.

De bellenteller bestaat uit een buis- of bolvormige, doorzichtige kamer met onder en boven een slangaansluiting. De onderste loopt een stukje in de kamer door, met een vernauwing aan de top. In bedrijf wijst deze naar boven. De bellenteller wordt in de CO₂ toevoerslang geplaatst en hoeft niet in het aquarium aanwezig te zijn.

De kamer wordt voor tweederde met water gevuld, zodat het inwendige buisje ruim onder water staat en de erdoor gevoerde CO₂ als bellen zichtbaar wordt. De invoerbuis bepaalt de belgrootte en varieert per model en exemplaar, wat een nauwkeurige berekening bemoeilijkt.

Als optimale CO₂-concentratie wordt vaak 30 mg/l of ppm opgegeven. De moeilijkheid daarvan is dat de concentratie een dynamische balans is van wat wordt toegediend, verbruikt en wat er ontsnapt. ➛Toedienen van kooldioxide is dan ook vooral nattevingerwerk. Wat betreft het verbruik zijn de volgende verhoudingen handig: 10 bellen per minuut komt overeen met 1 liter of 1,8 gram CO₂ per dag. Een handige startinstelling is per minuut 4 bellen per 10 liter aquariuminhoud. Daarna kan op het gevoel de dosering worden aangepast.

béllidoi

= naar Boliviaans dierenarts W. Bellido Villavicencio.

Spectrolébias

Belónidae

= afgeleid van Belone.

Gepen

Familie van zeer slanke, injectienaaldvormige roofvissen uit de orde van de ➛Beloniformes met lange, smalle kaken.

De kaken zijn met vele scherpe tandjes bezet. De vinnen zijn klein en rug- en aarsvin staan als elkaars spiegelbeeld ver naar achteren. De techniek van jagen is vrij passief: zodra een vis naast de bek zwemt wordt een snelle zijwaartse hap gedaan die zelden mist.

De meeste soorten worden te groot voor de meeste aquaria en leven bovendien in zee, maar enkele zoetwater soorten komen voor in de geslachten Potamorrhaphis en Xenentodon voor.

Belonifórmes

= afgeleid van Belone.

Geepachtigen

Orde van overwegend slanke tot zeer slanke, langgerekte en snelle oppervlaktevissen binnen de infraklasse van de ➛Teleostei, een nadere indeling daarbinnen is nog onduidelijk. Hun voorkomen is wereldwijd, enkele in zoet, het leeuwendeel in zout water.

Kenmerkend aan bijna alle geepachtigen zijn de langwerpige onderkaak of beide kaken. Sommige families kennen dit alleen in de opgroeiperiode, andere ontwikkelen eerst een 'halfbek'-stadium om vervolgens ook een langere bovenkaak te ontwikkelen. De schoffeltandkarpers vormen hierop de enige uitzondering.

De meeste zoetwatersoorten zijn te vinden in de volgende families:

Adrianichthyidae, ➛Belonidae en ➛Zenarchopteridae.