Levendbarende halfbekken
Familie van (eier)levendbarende vissen uit de orde van de ➛Beloniformes die voorkomen in zuidoostelijk, tropisch Azië.
Langwerpige, zeer slanke vissen met een snoekachtig uiterlijk en levenswijze. Opvallend is de lange onderkaak die opvallend ver onder de bovenkaak uitsteekt. Deze maakt hen tot jagers van insecten op het wateroppervlak, die zich daar al dan niet volgens plan bevinden. De korte rug- en aarsvin bevinden zich vlak voor de staartvin, wat duidelijk maakt dat deze dieren zich met korte, felle stoten hun prooi bemachtigen. De aarsvin is bovendien bij de mannen vergroeid tot een ➛andropodium, waardoor deze kan worden gebruikt om vrouwen inwendig mee te bevruchten. De buikvinnen staan wat verder naar voren, de borstvinnen, meer gebruikelijk, achter de kieuwdeksel.
Als vermeld typische oppervlaktevissen, die zich met enige beschutting in de vorm van ➛drijfplanten of -bladeren meer op hun gemak voelen. De 'snavel' maakt de vissen tot efficiënte insectenjagers. Daartoe zwemt de vis de onderkaak tot onder de prooi, waarna de bovenkaak het insect met een snelle beweging wegsnaait. Ook springen de dieren graag naar een overvliegend insect. Een goed afgedekt aquarium voorkomt daarom onaangename verrassingen. De dieren eten vrijwel uitsluitend van het wateroppervlak. Een dieet van watervlooien en droogvoer volstaat dan ook niet, al worden beide wel gegeten. Het voeren van spinnen, mieren en andere geleedpotigen ligt meer in lijn met het natuurlijke aanbod. Ook het opzetten van een ➛fruitvliegenkweek is zeer aan te bevelen en niet bijzonder moeilijk. Behalve dierlijk voedsel eten halfsnavelbekken ook plantaardige kost, met name algen.
Transport van deze dieren vraagt ook enige zorg, aangezien de onderkaak vrij gemakkelijk beschadigd als de dieren in paniek heen en weer schieten met hun krachtige zwemstijl.
Op één soort na zijn alle levendbarend en brengen al vrij ver ontwikkelde jongen ter wereld. In het aquarium zijn goed houdbare soorten te vinden in de geslachten ➛Dermogenys, ➛Hemirhamphodon, Nomorhamphus en Zenarchopterus.
Natuurlijk poreus mineraal bestaande uit silicium, aluminium en ➛zuurstof, met een typische honingraatvormige molecuulstructuur van regelmatig kanaaltjes. Hierdoor kan het materiaal als een moleculaire zeef worden gebruikt.
Zeoliet wordt vooral aanbevolen voor het verwijderen van een te hoog ➛ammoniakgehalte. Daarmee kan het onvermogen van ➛actief kool om dit uit te filteren omzeild. Evenals actief kool is het aan te raden dit materiaal slechts voor dit doel in te zetten en daarna te vervangen voor ander filtermateriaal. Na ongeveer een maand is zeoliet verzadigd, waarna de adsorptie stopt.
Een ammoniakpiek is een situatie die zich slechts in enkele gevallen voordoet. In een goed draaiend aquarium komt ammoniak slechts kort voor, het wordt al snel verwerkt in het ➛denitrificatieproces. Inzetten hiervan zal daarom zelden nodig zijn.
Droog zeoliet is vooral bekend als kattenbakvulling, vanwege de hoge graad van adsorptie, en in waspoeder voor ontharding. Beide producten zijn voor aquariumgebruik echter ongeschikt. Beter zijn daarvoor specifiek ontwikkelde kunstmatige varianten.
Pas op met het toevoegen van ➛zout aan een zoetwater aquarium, bijvoorbeeld om het zoete water om te zetten in een brak: dit kan uitgefilterd ammoniak weer vrijmaken, wat dodelijke gevolgen voor de in het aquarium levende dieren kan hebben.