= naar Nederlands apotheker Dreissen.
Driehoekige mossels uit de klasse van de ➛Bivalvia, die zich met zogeheten byssusdraden, bestaande uit hoornig materiaal, vastzetten op harde voorwerpen.
De lengte van de stevige schelpen varieert tussen de 15 en 40 mm, de breedte is ruwweg de helft daarvan. Bewoners van zuurstofrijk en helder zoet water, al wordt enigszins ➛brak goed verdragen. Verspreid over Europa, Azië, Afrika en Zuid-Amerika, elders als exoot.
Pallas 1771
Driehoeksmossel
Oorspronkelijk een dier uit de rivieren rond de Zwarte en de Kaspische zee, tegenwoordig is het vanaf daar tot in heel Europa te vinden. Dit is te danken aan de vele verbindingskanalen die in de 19de eeuw in Europa tussen rivieren zijn gegraven. In 1980 geïntroduceerd in de VS wordt deze mossel ook daar gezien als een invasieve ➛exoot: deze mossel kan ondertussen in heel Noord-Amerika worden gevonden.
Al kan de mossel 5 cm. bereiken, veel meer dan 4 wordt het meestal niet. De vorm van de mossel is plat en langgerekt driehoekig. Tussen beide lange kanten lopen afwisselend gelige en zwarte banden, deze zijn niet altijd even duidelijk. Zoals alle mossels in dit geslacht zet deze zich vast met byssusdraden.
Lengte tot 5 cm.
Niet geschikt voor een gangbaar aquarium, de dieren verhongeren in het doorgaans kraakheldere aquariumwater. Als alle mosselen eet ook deze namelijk allerlei zweefvuil en -algen.
Sikkelmossen
Omvangrijk geslacht van mossen met ruim 100 soorten uit de familie van de ➛Amblystegiaceae.
Tot vrij grote mossen met een wereldwijde verspreiding, variërend van groen, geel tot bruinig. Stengels dun en onregelmatig vertakt, soms veervormig, soms in het platte vlak. ➛Rizoïden zijn soms aanwezig. Blaadjes zijn variabel van vorm: lancetvormig, driehoekig tot hartvormig, en altijd omgebogen.
Zoals bij mossen doorgaans het geval kan ieder plukje weer tot een volle bos uitgroeien.
Warnstorf 1903
Moerassikkelmos
Verspreiding wereldwijd, algemeen in België en Nederland. Te vinden op drassige plekken als vennen, slootkanten, rivieroevers, enz.
Onder water met opgaande stengels, aan het wateroppervlak horizontaal onder water drijvend. Blaadjes spits driehoekig met een duidelijk hoofdnerf die kort voor de punt eindigt. Kleur gelig groen.
Hoogte tot 10 cm, breedte tot 2 mm.
Zeer weinig eisend mos, zowel geschikt voor het tropisch als het koudwateraquarium. Kan zonder voeding toe, wat tot ielige opgaande stengels leidt. Meer ➛licht, ➛CO₂ en voeding geeft meer bossige groei. Vrijwel geen rizoïden aanwezig: de plant hecht niet zelfstandig aan een ondergrond, maar zal moeten worden opgebonden.
Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.
Temperatuur: 10 tot 30° C
pH: 5-8 dH: 4-30 fH: 7-53 ppm: 70-500
Wordt geregeld voor ➛Amblystegium riparium aangezien en als zodanig verkocht.