gibbicepsglandulifera

gíbbiceps

= bultkop.

Paraneétroplus

Pterygoplíchthys

Steatócranus

gibbósa

= met een bult.

Lampiélla

gibbósus

= met een bult.

Lépomis

Gif, vergif, gifstof

Chemische stof die in geringe hoeveelheid schadelijk is voor het lichaam van een ➛organisme. In zekere zin zijn alle stoffen giftig zodra er teveel van wordt ingenomen, zelfs water. Een stof is giftig zodra het lichaam erdoor wordt ontregeld.

Gifstoffen richten meestal schade aan aan een specifiek ➛orgaan, en worden ruwweg ingedeeld daarnaar. Een bekende scheiding is die tussen zenuw- en bloedstollingsgiffen. Niet alle giffen werken echter volgens die indeling.

Stoffen zijn bovendien niet in ieder organisme giftig. Dit hangt af van de bouw van het organisme en in hoeverre de gifstof kan reageren met de moleculen waaruit een lichaamsdeel is opgebouwd. Dit verschilt per organisme.

Ook binnen een soort bestaan daarin verschillen. Zo kan een bepaalde groep individuen resistent zijn tegen een voor andere giftige stof. Nakomelingen daarvan kunnen de resistentie overerven, wat kan leiden tot een resistente stam, bijvoorbeeld bij ziekteverwekkers.

Sommige gifstoffen worden namelijk in sterk verdunde hoeveelheden ingezet als ➛geneesmiddel, en in het algemeen kan worden gesteld dat alle medicijnen voor het behandelen van visziekten gifstoffen zijn. De gedachte hierachter is dat ➛parasieten en andere ziekteverwekkers van geringe grootte zijn vergeleken met hun gastheer. Laatste verdraagt om die reden een lichte dosis gif goed, misschien met geringe schade die over het algemeen vlot hersteld, waar de - vaak - eencellige parasiet er al snel aan sterft.

gilbérti

= naar de Amerikaanse ichtyoloog Gilbert.

Elassóma

gladicáuda

= met een zwaard in de staart.

Dicróssus

glanduliféra

= klierdragend.

Nympháea