Monotypisch geslacht van cichliden uit de familie van de ➛Cichlidae. De enige soort is L. robertsi, nadat L. cavalliensis naar het geslacht Chromidotilapia werd verhuisd.
Afkomstig uit de bovenloop van de Pra rivier in het zuiden van Ghana, in beschaduwde kleine beken met een zandbodem en rolkeien.
Langwerpige vissen met een gewelfde rug- en licht gewelfde buiklijn, zijdelings enigszins samengedrukt. De kop is voorzien van een grote muil met stevige lippen. Grondkleur is gelig grijsbruin, met een meer groen getinte rug. Over de lengte loopt een zwarte lengteband, die verdwijnt naar gelang de stemming. Het geslachtsonderscheid is veelvoudig. De schubben bij de man zijn van een zwarte rand voorzien, wat een nettekening oplevert. Achter de borstvin bevindt zich een grote gele vlek, bij de vrouw is ook de keel geel gekleurd. Tevens bevindt zich op haar buik een roze blos. Bij de man zijn de ongepaarde vinnen gepunt, met op de onderste staartvinrand een lichtblauwe zoom. Rug- en aarsvin zijn tussen de vinstralen van rode vlekken voorzien. Bij de vrouw zijn de vinnen afgerond, met langs de rugvinrand een rode en gele zoom, die ook op de staart nog terugkomt.
Lengte ♀ tot 9 cm, ♂ tot 10 cm.
Territoriale dieren, de agressie tegenover soortgenoten blijft echter beperkt. Zorg voor stroming en wat gedempt licht. De dieren zijn te voeren met alle typen voer van dierlijke aard.
Zowel muil- als holenbroeders die zich goed laten kweken. Een legsel van 100 eieren is bekend, de eieren komen na ongeveer drie dagen uit. De vrouw draagt de jongen het meest in de bek. Na een ruime week zwemmen de jongen vrij rond. Deze kunnen direkt met Artemia naupliën worden gevoerd.
Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.
Temperatuur: 24 tot 30° C
pH: 7-8 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Een bedreigde soort. In de handel onbekend, maar mogelijk is nakweek verkrijgbaar via het liefhebberscircuit.