Fonteinkruidfamilie
Familie van waterplanten uit de orde van de ➛Alismatales. De meeste soorten leven in zoet water, maar ook in brak water komen er enkele voor. Overblijvende planten met meestal een ➛rizoom, dat in de winter kaal op de bodem achterblijft en in het voorjaar weer uitloopt. Alle soorten groeien met bebladerde stengels. Bladeren zijn ondergedoken of drijvend.
Geslachten met enig belang voor het aquarium zijn ➛Potamogeton en ➛Zannichellia.
Geslacht van zeer kleine zoetwaterslakken uit de klasse van de ➛Gastropoda. Alle soorten zijn oorspronkelijk endemisch in Nieuw-Zeeland, de soort P. antipodarum uitgezonderd.
Deze, bekend als Jenkins' waterhoorn, is op meerdere plaatsen ter wereld onbedoeld beland. In Nederland en België zeer algemeen in min of meer stilstaand water met een modderige bodem, met name in rivier- en kustgebied. Het betreffen bijna alle vrouwelijke dieren: de soort plant zich hier voornamelijk ongeslachtelijk voort. Plaatselijk kunnen deze slakken in grote dichtheid voorkomen, met vele tienduizenden stuks per m². Dit komt neer op een volledig met deze slakken bedekte bodem. De soort valt onder de invasieve ➛exoten.
Alhoewel als zoetwaterslak beschouwd, heeft de soort een voorkeur voor kustgebied en riviermondingen, en kan vrij hoge zoutgehaltes verdragen. Ook hoge temperaturen en korte droogte vormen geen probleem.
De slak wordt gemiddeld 6 mm groot, het spitse huis heeft dan 5 à 6 ronde windingen. Ook exemplaren tot 13 mm komen in Nieuw-Zeeland voor, deze hebben tot 8 windingen. Het huis heeft een variabele structuur: deze is glad of van korte onderbroken ribben (lijnen dwars op de draairichting) voorzien. De 'forma carinata' is van een duidelijke kiel voorzien, midden op de windingen. Ook de kleur varieert: van helder bruinig geel tot zeer donkerbruin tot -groen, of beide kleuren, waarbij de laatste winding veel lichter is gekleurd. Een operculum is aanwezig. De voet is doorzichtig grijs, lang en smal, met een rond uiteinde. De snuit is donkerder grijszwart, lang en rond, slurfachtig. Beide lichtgrijze tasters zijn lang en dun.
In het aquarium komt Jenkins' waterhoorn terecht via planten of levend voer. Ze vermenigvuldigen zich snel en kunnen dan een plaag worden. Planten worden daarentegen met rust gelaten. De dunne schelpen vormen geen probleem voor slakken etende vissen.
Als voedsel zijn deze slakken makkelijk te kweken. Rond de 250 jongen worden per jaar levend ter wereld gebracht. De jonge slakken produceren zelf na ongeveer drie weken ook weer nakomelingen.
Geslacht van roggen met meer dan 25 soorten uit de familie van de ➛Potamotrygonidae.
Zoetwaterroggen uit Zuid-Amerika, onder meer het ➛Amazonegebied. Lichaam cirkelvormig in het platte vlak, met een kleine inkeping bij de staart. Mannen zijn van vrouwen te onderscheiden aan de vingervormige vergroeiing aan de achterzijde van beide buikvinnen. Deze spelen een belangrijke rol tijdens de paring. Ook bij jonge dieren zijn deze al te zien.
Deze roggen worden te groot voor een doorsnee aquarium, en zijn op termijn enkel voor zeer grote of openbare aquaria geschikt. Vreedzame, nachtelijk actieve dieren die leven van de jacht op kleine vis, kreeftachtigen en bodemwormen. Naar mate de dieren ouder worden neemt hun kracht toe en zijn dan beter in staat harde pantsers van prooien te kraken. Roggen kunnen meerdere tientallen jaren oud worden. Deze bodemdieren graven zich graag in, reden om voor een grotendeels open, stevige bodem van fijn, afgerond ➛grind te kiezen. Het beste te houden in een harem, wat echter de nodige ruimte vraagt. Met grote stukken hout kunnen schuilplaatsen worden gemaakt. Zorg dat deze stevig zijn, het zijn sterke vissen. De vissen zijn gevoelig voor hoge nitriet- en nitraatgehalten, een goed ➛filter en regelmatige ➛waterwissel zijn daarom van belang. Meerdere soorten bijeen houden leidt vrij gemakkelijk tot ➛hybrides, houdt deze bij voorkeur gescheiden. Vermijd het combineren van deze rustige vissen met drukke of agressieve medebewoners. Gezelschap kan bestaan uit niet territoriale meervallen, rustige cichliden, karpers of karperzalmen, alle van voldoende grootte. De voorkeur gaat naar dieren uit hogere waterlagen. Gebruik voor het uitvangen van roggen bij voorkeur een bak of plastic zak van voldoende grootte, in plaats van een net.
Te voeren met uitsluitend ➛dierlijk voer, het betreft carnivoren die zich in de top van de ➛voedselpiramide bevinden. Denk aan diepvriesvoer, stukken vis of schaaldier, wormen en voedertabletten. Schaaldieren met schaal en al: de vissen zijn sterk genoeg om deze te kraken. De stofwisseling is hoog en de dieren hebben veel voedsel nodig om op conditie te blijven. Nieuwe dieren zijn vaak moeilijk aan het eten te krijgen en vermagerd. ➛Regenwormen en ➛rode muggenlarven zijn zeer geschikt om deze weer op conditie te brengen. Vermijd zoogdier- en vogelvlees vanwege de moeilijk verteerbare vetten daarin.
Levendbarende vissen, waarvan de kweek bij meerdere soorten is gelukt. Pas bij een vrij groot formaat zijn de dieren geslachtsrijp, kweken kan daarom geduld vragen. Dieren zijn kieskeurig in de partnerkeuze. Paarlustige mannen kunnen een niet ontvankelijke vrouw het leven behoorlijk zuur maken met agressief gedrag. Enige waakzaamheid is in die periode van belang. De paring zelf vindt buik-aan-buik plaats, waarbij de man met de genoemde buikvinaanhangsels de vrouw inwendig bevrucht. De draagtijd bedraagt maximaal 3 maanden, waarna een gering aantal, meestal minder dan 10, volledig ontwikkelde jongen ter wereld komen. Deze zijn, vermoedelijk als ➛camouflage, meestal bruin getint. Zorg tijdens de draagtijd voor goede kwaliteit afwisselend voer. Tijdens de geboorte komt veel lichaamsvocht naar buiten, reden voor een stevige waterwissel. Alhoewel zeldzaam, is het raadzaam de jongen te behoeden tegen opeten, voor een betere opbrengst. Verwijder eventueel ook de man om de vrouw na deze intensieve periode kans op herstel te geven. Twee kweken per jaar is een goede maatstaf.
Alle soorten zijn ➛giftige dieren en hebben één of meer gifstekels aan de staart, een verwonding en vergiftiging zijn daarom niet uitgesloten. Informeer, bijvoorbeeld bij de huisarts, wat te doen in een dergelijk geval. Ook praktisch voor gezinsleden! Het gaat om een verlammend ➛gif met zeer pijnlijke gevolgen.
Afkomstig uit het stroomgebied van de rio Xingu, zoals de rio Fresco en Iriri, in noordoostelijk Brazilië.
Gemiddelde lengte tot 50 cm. Vrouwen worden gemiddeld groter dan mannen. Vorm als bij de geslachtsbeschrijving. Kleur licht beigewit, zoals te zien aan de buikzijde, die overigens grotendeels grijzig zwart is. De gehele bovenzijde is diep zwartbruin, de laatste met een cirkel van ronde openingen, waardoor de beigewitte grondkleur zichtbaar is. Ook langs de ogen twee lijnen van vier van zulke vlekken. Langs de rand dichter opeen staande, kleinere ronde vlekken. Op dit patroon bestaan variaties met meerdere ringen met vlekken, naar het midden oplopend in grootte en afnemend in aantal.
Deze soort is gemakkelijk te verwarren met P. henlei en albimaculata, maar is duidelijk dieper zwartbruin van kleur. De vlekken zijn groter, minder in aantal en geliger dan bij P. albimaculata.
Lengte ♀ tot 90 cm, ♂ tot 70 cm.
Verzorging, gedrag en kweek als bij de geslachtsbeschrijving. Tot 8 jongen per worp.
Geschikt voor aquaria vanaf 500 liter.
Temperatuur: 24 tot 30° C
pH: 6-8 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300
Een kwetsbare soort.