TelmatochromisTelmatochromis dhonti

Telmatóchromis

= mogelijk moerasvis.

Klein geslacht van cichliden met 9 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.

Kleine, langwerpige en slanke cichliden uit de tak van de ➛Lamprologini, endemisch levend in het ➛Tanganyikameer in de Afrikaanse riftvallei. De dieren leven in ondiep water langs de rotsige oevers. Lichaam beperkt zijdelings samengedrukt tot min of meer rond in doorsnede, met een holling midden over de flank. Kop spits, maar de snuit toch stomp, voorzien van een kleine, eindstandige bek, waarmee enkele soorten aan het nauw verwante ➛Julidochromis doen denken, andere meer aan ➛Lamprologus. Bij Telmatochromis sluiten de lippen echter scherper opeen, met tanden dicht aan de rand, bedoeld voor het schrapen van algen. Ogen vrij hoog geplaatst. Meerdere soorten ontwikkelen een voorhoofdbult. Rugvin lang, aarsvin veel korter. Staart rond waaiervormig. Buikvinnen ver naar voren staand.

Territoriale, maar toch betrekkelijk vreedzame vissen, al zijn felle schermutselingen op de territoriumgrens niet ongebruikelijk. Plaats bij voorkeur een zestal dieren bijeen, waaruit zich één of meer koppels kunnen vormen. In een voldoende ruim aquarium kunnen deze goed samengaan, mits voldoende schuilplaatsen aanwezig. Denk daarbij aan steenhopen en grote slakkenhuizen, al zijn bloempotten, kokosnootschillen of pvc-buizen ook prima. Reken voor een territorium ongeveer 50 cm aquariumlengte. In een klein aquarium kunnen de overige soortgenoten beter naar een ander aquarium worden verplaatst. Andersoortige medebewoners geven, mits met zorg gekozen, geen problemen.

In het meer vallen de dieren onder ➛Aufwuchseters. Voeren kan echter met zowel levend, diepvries- als droogvoer. Behalve dierlijk is vanzelfsprekend ook een flink aandeel plantaardig van belang. Zorg voor afwisseling.

Als alle Lamprologini ➛holenbroeders, met enkele typische ➛slakkenhuisbroeders. De paarvorming is blijvend, en eenmaal aan de leg worden met een zekere regelmaat eieren tegen een wand of het plafond afgezet. Dit blijft meestal buiten het zicht en wordt pas duidelijk als de jongen twee weken later langs zwevend voedsel oppikken. Eieren komen in de regel ruim binnen een week uit, jongen zwemmen een week later vrij. De ouders gaan niet lang daarna over tot een volgend legsel. Beide ouders doen tot die tijd aan broedzorg, waarbij de vrouw de eieren verzorgt en de man het nest bewaakt. Jongen kunnen met ➛microwormen of ander ➛jongbroedvoer van dergelijke grootte worden gevoerd.

dhónti

Boulenger 1919

Verspreiding beslaat het gehele Tanganyikameer.

Vorm volgens de geslachtsbeschrijving, zijdelings afgeplat. De kop ontwikkelt op latere leeftijd een kleine bult. Kleur en tekening variëren, al naar gelang de herkomst. De eerste varieert van rozig beigebruin, blauwig roodbruin tot groenig zwartbruin. Langs de rugvin kan een gele tot oranjebruine rand lopen, vaak is ook een smalle donkere zoom aanwezig. Soms zijn 7 à 8 donkere dwarsbanden onduidelijk zichtbaar. Een vrijwel altijd aanwezig element is de smalle, scherp afgetekende lijn die vanaf het oog hoog over de kieuwdeksel ligt.

Lengte ♀ tot 8 cm, ♂ tot 12 cm.

Verzorging gedrag en kweek als bij de geslachtsvermelding. Typische slakkenhuisbroeders. Tussen 50 en 100 eieren worden per legsel afgezet. Eens groot genoeg verlaten de jongen het ouderlijk slakkenhuis, maar worden nog lang binnen het territorium getolereerd. Jongen groeien vrij langzaam.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 22 tot 28° C

pH: 8-9   dH: 8-30   fH: 14-53   ppm: 130-500

Kopen: ok.