altumAmatitlania kanna

áltum

= hoog.

Pterophýllum

alvarézi

= naar de Mexicaanse ichtyoloog Álvarez del Villar.

Cyprínodon

amándae

= naar een eigennaam.

Hyphessóbrycon

amandajánea

= naar een eigennaam.

Corýdoras

Amanogarnaal

Caridina multidentata

amapaénsis

= naar de Braziliaanse staat Amapá.

Hyphessóbrycon

Amarantenfamilie

Amaranthaceae

Amarantháceae

= afgeleid van Amaranthus.

Amarantenfamilie

Familie van voornamelijk kruid- en struikachtige planten uit de orde van de ➛Caryophyllales, wereldwijd verspreid, de arctische gebieden uitgezonderd.

In de aquariumwereld zijn enkele planten te vinden binnen het geslacht ➛Alternanthera.

ámarus

= bitter.

Rhodeus

Amaryllidáceae

= afgeleid van Amaryllus.

Narcisfamilie

Familie van eenzaadlobbige, kruidachtige planten uit de orde van de ➛Asparagales. De verspreiding is ➛kosmopolitisch, met de grootste soortenrijkdom in Zuid-Amerika en Afrika. Bruikbare planten voor het aquarium komen voor in het geslacht ➛Crinum.

Amatitlánia

= uit het Amatitlán meer, Guatemala.

Klein geslacht van cichliden met 9 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.

Wat kleiner blijvende Midden-Amerikaanse cichliden, die in het aquarium soms groter worden dan in de natuur. In Amerika worden de dieren 'Convict cichlids' genoemd, onder welke naam ze ook in Nederland wel worden aangeduid.

Lichaam hoog ovaal, zijdelings samengedrukt. De kop is groot, de eindstandige bek daarentegen vrij klein. Rugvin lang, tweedelig, evenals de veel kortere aarsvin. Staart afgerond waaiervormig. De tekening bestaat in de regel uit 8 tot 10 dwarsbanden, waarbij de derde enkel een zadelvlek vormt. Op die plek ontwikkelen sommige mannen een kleine vetbult. Tevens zijn hun rug- en aarsvinpunten lang. Vrouwen zijn in de regel kleiner en vertonen geregeld rozerode, soms scherp omlijnde vlekken op de flanken. Merk op dat A. myrnae hierop een uitzondering vormt.

Over dit geslacht bestaat nog veel discussie en de vraag of de soorten coatepeque, kanna, nigrofasciata en siquia geen ondersoorten zijn. Iets dergelijks geldt voor A. altoflava en nanolutea.

Substraatbroeders. Tijdens de paai zeer agressieve dieren met een langdurige broedzorg, die veel grotere vissen met succes worden verjagen. Een waterwissel kan helpen bij het op gang brengen. Weinig kieskeurig met partners, anders kan een stel uit een groep jonge dieren worden gevormd. In een kleine bak dan wel de overige dieren verwijderen. Tot 300 eieren worden gelegd, die na 4 dagen uiterlijk uitkomen. Tot ze 5 tot 7 dagen later vrijzwemmen worden ze, soms meermalen, naar een gegraven kuil verplaatst. Naast algen eten ze al Artemia formaat jongbroedvoer.

kánna

Schmitter-Soto 2007

Afkomstig uit Panama en oostelijk Costa Rica, in de rivieren die uitkomen op de Chiriquí ➛lagune in het noordwesten.

Amatitlania kanna
Amatitlania kanna. © ➛F. Ingemann Hansen

Aangegeven lengte is een maximum. Gemiddeld worden de dieren 6 cm. lang. Sterk verwant aan A. nigrofasciata en daarop sterk gelijkend. Het lichaam is echter hoger dan de andere soorten uit de nigrofasciata-groep. Basiskleur grijswit, vaak blauwig, met 8 tot 9 zwarte dwarsbanden. Midden daarop donkerder vlekken, die een lengtestreep vormen. De derde dwarsband vormt vaak slechts een zadelvlek.

Lengte tot 9 cm.

Verzorging en gedrag als bij de geslachtsomschrijving. De kweek zou lastiger zijn dan bij A. nigrofasciata.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 22 tot 30° C

pH: 6-8   dH: 4-18   fH: 7-32   ppm: 70-300

Een bedreigde soort, reden de koop tot nakweek te beperken.