assamensisAstacus astacus

assamensis

= van Assam.

Bádis

Assimilatie

Celproces binnen de ➛stofwisseling waarbij anorganische of eenvoudige organische stoffen uit de omgeving worden omgezet naar complexe organische stoffen. ook bekend als bouwstofwisseling. Binnen het aquarium is het meest in het oog springende voorbeeld de vorming van glucose en andere suikers uit ➛water en ➛kooldioxide in planten. Dat gebeurt met hulp van ➛chlorofyl en de energie van zonlicht (➛fotosynthese), waarbij zuurstof een belangrijk bijproduct is. Dergelijke organismen zijn ➛autotroof, zelfvoedend.

Ook andere organismen assimileren, maar halen de daarvoor benodigde energie uit hun ➛dissimilatie.

In de natuur zijn in het ideale geval assimilerende en dissimilerende organismen in evenwicht. In het aquarium kan dat ook, maar vraagt wel de nodige matiging: het aantal vissen en planten moet beperkt blijven. De plantdichtheid in de meeste aquaria is ongebruikelijk hoog. Dat geldt vaak ook voor de ➛bezettingsgraad voor dieren. De grootte van het aquarium en het soort dieren die worden gehouden bepalen het maximum aantal er van. Die is meestal beperkter dan veel beginnende liefhebbers denken. In balans daarmee moet dan ook het plantenbestand zijn.

assímilis

= vergelijkbaar (met D. filamentosa).

Dawkínsia

Astácidae

= afgeleid van Astacus.

Familie van zoetwaterkreeften uit de infraorde van de ➛Astacidea. Lichaamsvorm als daarbij beschreven. Op details te onderscheiden van de andere families, met name de eerste pleopoden (zwempoten) dat voor de voortplanting is aangepast. Deze wijken af van de andere twee families. Het voorkomen beperkt zich tot het noordelijk halfrond, in westelijk Azië, Europa en het westen van Noord-Amerika.

Geslachten binnen de familie zijn ➛Astacus, Austropotamobius, Pacifastacus en Pontastacus.

Astacídea

= afgeleid van Astacus.

Kreeften

Infraorde van kreeften binnen de orde van de ➛Decapoda met zowel in zee- als in zoet water levende soorten. De infraorde is onderverdeeld in de Astacoidea die het noordelijk, en de Parastacoidea die het zuidelijk halfrond bewonen.

Grote kreeftachtigen met een vrij brede ➛carapax en ➛abdomen, breder dan bij ➛garnalen, voorzien van stevige looppoten en, vooral, een indrukwekkend paar scharen aan de eerste pereopoden. De carapax is door een naad onder te verdelen in een kop- en een borststuk. De eerste loopt uit in een spits rostrum. De gesteelde ogen steken uit een inham daaronder. Het relatief kleine abdomen is voorzien van vijf paar pleopoden, waarmee korte stukken worden gezwommen. Bij mannen kunnen de voorste bij de paring een rol spelen en daarvoor een aangepaste vorm hebben.

Voor houden met ander gezelschap is vooral het geslacht ➛Cambarellus beperkt geschikt. Soorten uit andere geslachten zijn lastig met andere dieren te combineren vanwege hun agressieve en territoriale gedrag. De meeste kreeften zijn daarom alleen te houden in een ➛speciaalaquarium.

Houdbare soorten vallen onder de families van de ➛Astacidae, de ➛Cambaridae en de Parastacidae.

Ástacus

= naar het oud-Grieks voor kreeft.

Monotypisch geslacht van kreeften uit de familie van de ➛Astacidae.

Na meerdere herzieningen rest slechts de Europese rivierkreeft A. astacus in dit geslacht.

ástacus

Linnaeus 1758

Europese rivierkreeft

Inheems in vrijwel geheel Europa, de Britse eilanden en het poolgebied uitgezonderd, en westelijk Rusland. Ook in Nederland en België komt de kreeft van nature algemeen voor, maar is door introductie van onder meer de rode rivierkreeft ➛Procambarus clarkii uit Noord-Amerika ten prooi gevallen aan de meegelifte parasiet Aphanomyces astaci, kreeftenpest. Momenteel een kwetsbare soort die ondanks herintroducties in onder meer Nederland, België en Duitsland nog steeds in aantal afneemt.

Astacus astacus
Europese rivierkreeft. © ➛Saxifraga - E. Gibcus

Vorm als aangegeven bij de infraorde. beige- of grijsbruine tot -blauwe kreeften, vaak met oranjerood tot roestkleurige en bleekwitte delen op poten en abdomen. Dieren kleuren blauwer in zuurder water. Drie ondersoorten, A. a. astacus, A. a. balcanicus, afkomstig van de Balkan en Griekenland en A. a. colchicus uit de Rioni rivier in Georgië. Aangegeven grootte wordt zelden gehaald, mannen blijven gemiddeld 16 cm, vrouwen 12.

Lengte ♀ tot 16 cm, ♂ tot 20 cm.

Moeilijk in aquaria te houden, vanwege de noodzaak het water 's winters gedurende meerdere maanden onder de 10° C te houden. De levensduur wordt sterk bekort indien de temperatuur te hoog is: in plaats van tot 20 jaar leven de dieren slechts enkele maanden. In de aangegeven aquariumgrootte is een paar te houden, mits van voldoende schuilplaatsen voorzien: de dieren zijn buiten de paartijd onderling erg onverdraagzaam. Slakken en planten worden gegeten, de dieren zijn ➛omnivoor. Ander voedsel kunnen herfstbladeren zijn, in de handel verkrijgbaar kreeftenvoedsel (➛droogvoer), maar ook ➛diepvriesvoer en gebruikelijk ➛plantaardig voer. In de vijver buiten zijn de dieren gemakkelijker te houden, zolang deze minstens 60 cm diep is en daardoor niet tot de bodem dichtvriest.

Kweken in de vijver is niet moeilijk, de dieren produceren in de herfst tot 200 eieren die gedurende de winter van november tot in mei worden meedragen. Verstoor daarbij de moeder zo min mogelijk. Jonge kreeften hebben veel schuilgelegenheid nodig om kannibalisme te voorkomen. Denk aan schuilplaatsen van verschillende grootte, zoals PVC buizen, bakstenen met holtes etc.

Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.

tot 25° C

pH: 6-8   dH: 8-18   fH: 14-32   ppm: 130-300

Een kwetsbare soort die een enkele keer wordt aangeboden. In de handel is een enkele keer speciaal voor de aquarium- en vijverhandel pestvrije nakweek verkrijgbaar.. Voorheen bekend als A. fluviatilis.