curtirostraCycloïdschubben

curtiróstra

= met een korte snuit.

Farlowélla

cúrviceps

= met gebogen kop.

Laetacará

cuspidáta

= met een spits blad.

Calliergonélla

cyanéllus

= groenig, blauwig.

Lépomis

cyanóphleps

= blauwe ader.

Chalinochrómis

Cybister

= duiker.

Groot geslacht van gestroomlijnde waterroofkevers met een kleine 100 soorten uit de familie van de ➛Dytiscidae. De verspreiding is wereldwijd, met uitzondering van Antarctica. De meeste soorten komen voor in zuidelijk Azië. De enige vertegenwoordiger in België en Nederland is C. lateralimarginalis, de tuimelaar, met een totale lengte van 37 mm één van de grotere (water)kevers.

Cybister
De tuimelaar, Cybister lateralimarginalis. © ➛G.H. Visser

Vertoont uiterlijk veel overeenkomsten met de geelgerande waterkever ➛Dytiscus marginalis, maar is daarvan eenvoudig te onderscheiden door het plattere lichaam en de brede achterzijde ervan. Evenals deze gestroomlijnd met nauw aansluitende lichaamssegmenten en een gele, wat doorschijnende rand en onderzijde. Achterste poten vormen krachtige zwempoten met opvallende lange zwemharen aan de uiteinden. Ook het middelste paar draagt zwemharen, waarmee de kever op een rustig tempo zwemt. Dekschilden glanzend zeer donker geelgroen, zonder lengtegroeven. Uitstekende zwemmers die op het zicht jagen.

Ook de larve vertoont veel overeenkomsten met de gewone geelrand, maar is minder gekromd, heeft een meer ingesnoerd lichaam en mist de beide cerci aan de adembuis. Bovendien zwemt de larve maar matig en heeft planten of andere steun nodig om aan het oppervlak te komen ademen.

Zowel kever als larve leven van onder water gevangen insecten, larven, kikkervisjes en dergelijke. Verpoppen vindt als bij veel waterkevers plaats in een holletje op de oever.

Cycloïdschubben

Schubben