NH₄⁺
Stof die in een zurig milieu ontstaat uit ➛ammoniak en ➛H⁺, en vormt, opgelost in water, zelf en zwak zuur. In tegenstelling tot ammoniak is ammonium tot vrij hoge concentraties onschadelijk voor dieren, en voor planten bruikbaar als ➛plantenvoeding. Ammonium is echter tevens een belangrijke voedingsbron voor ➛algenbloei.
Stam van één- of meercellige ➛organismen uit de groep van de Amorphea, met een sterk plooibare celwand of ectoplasma, die zich door vervorming voortbewegen. Vaak wordt deze groep nog tot de verouderde term ➛Protozoa gerekend.
De grootte van ➛eencellige amoeben varieert van enkele tientallen µm tot bijna een millimeter, meercellige kunnen meerdere vierkante meters groot zijn. Tijdens de voortbeweging stulpt de celwand uit, aldus een schijnvoet of pseudopodium vormend, waarna daarin de celinhoud (het endoplasma) vloeit. De meeste amoeben zijn naakt, andere voorzien van minuscule schubben of ontwikkelen schelpen.
Om voedsel te bemachtigen, plooit de amoebe daar omheen en vormt een inwendige vacuole, waarin dit wordt verteerd. Voedsel bestaat onder meer uit andere eencelligen, ➛algen, ➛bacteriën en ➛detritus.
Amfibieën
Klasse van ➛gewervelde, ➛koudbloedige dieren die zowel op het land als in het water kunnen leven.
Daartoe kunnen ze via de dunne, gladde huid ademen, al zijn er soms longen aanwezig, zoals bij salamanders (➛Caudata). Kikkers (➛Anura) zijn geheel op huidademhaling aangewezen. Onder de amfibieën zijn groepen die zich hoofdzakelijk, tijdelijk of af en toe in water ophouden. Rond de ➛paartijd in het voorjaar wordt echter vrijwel altijd het water opgezocht, omdat de larven hun ontwikkeling daarin doorlopen. Veel amfibielarven doorlopen een ➛metamorfose, waarbij kort voor volwassen worden zich poten aan het tot dan toe pootloze lichaam ontwikkelen. De niet in Europa voorkomende wormsalamanders ontwikkelen in het geheel geen poten en vertonen in vorm, kleur en levensstijl grote overeenkomsten met echte ➛wormen.
Amfibieën hebben veel vijanden, zoals vogels, vissen, zoogdieren en andere amfibieën. Ter verweer beschikken sommige soorten over ➛gif en zijn ter waarschuwing vaak fel gekleurd.
Van de eerste twee groepen komen in Nederland en België meerdere soorten voor, die echter merendeels zijn beschermd en daarom niet in aquaria mogen worden gehouden.
Geslacht van cichliden met ten minste 15 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.
Grote en agressieve cichliden uit Midden-Amerika, van zuidelijk Mexico tot Panama, die vooral zijn te vinden in laagland in meren, plassen en traag stromende, brede rivieren. Lichaam hoog ovaal, zijdelings afgeplat, met een lange rugvin met zowel weke achterste als harde voorste vinstralen. Ook de aarsvin kent deze voor de familie typische verdeling, maar is aanzienlijk korter. Beide zijn bij mannen meer puntig en vaak draadvormig verlengd. De staartvin is waaiervormig of afgerond driehoekig. De kop is vrij groot, met een steile voorhoofdslijn, grote, beweeglijke ogen en een normaal formaat eindstandige bek. Schubben vrij groot. Mannen zijn doorgaans forser en ontwikkelen een grotere voorhoofdbult. Gemiddeld worden de dieren tot zo'n 10 jaar oud.
Tot zeer agressieve dieren, die in het ergste geval vechten tot één van de dieren bezwijkt. Daarbij komen de verhalen van gebroken staafverwarmingsbuizen, het rammen van aquariumruiten en gebeten liefhebbers. Dat maakt de vissen minder populair. Daarentegen kunnen ze sterk aan hun verzorger wennen en zelfs speels gedrag vertonen. Een enkel paar houden in een ruim ➛speciaalaquarium met voldoende schuilgelegenheid is daarom de enige optie. Meerdere paren vraagt veel extra ruimte. Aanwezigheid van een groep van een voldoende grote andere soort kan de agressie doen verminderen. Het aquarium zelf en ook de planten en de bodem ondergaan geregeld een verbouwing, plaats eventuele planten daarom in potten, en veranker deze met stenen. Een alternatief is het gebruik van ➛hechtplanten. Gebruik van hout is daarvoor praktisch bij het inrichten en komt ook overeen met de herkomst. Gebruik, vanwege de graaflust, bij voorkeur niet te grof en afgerond grind. Goede filtering is van belang, maar waak voor al te sterke stroming. Ververs geregeld een deel van het water.
Weinig kieskeurige alleseters die zowel niet te fijn ➛dierlijk als ➛plantaardig voedsel verwerken. Ook een hap ➛detritus is gebruikelijk. Zorg voor afwisseling, teveel van hetzelfde valt niet goed bij deze vissen.
De vissen zijn kieskeurig in de partnerkeuze: een onwillige kweekpartner kan dit uiteindelijk met de dood bekopen. Om tot een goed kweekkoppel te komen is het aan te raden met een zestal jonge dieren - drie mannen en drie vrouwen - te starten, waaruit zo'n koppel kan ontstaan. Is deze eenmaal gevormd, dan is kweken van deze productieve ➛substraatbroeders geen probleem. Het koppel blijft trouw aan elkaar, al kan een vrouw soms onwillig zijn bij een volgende balts, wat haar in gevaar kan brengen. Verhogen van de temperatuur richting het maximum kan de kweek stimuleren. Eieren worden in honderdtallen op hout, steen of andere stevige voorwerpen afgezet, en komen na maximaal 5 dagen uit. Zodra de jongen vrij zwemmen kan met Artemia of ander jongbroedvoer van dat formaat worden gevoerd.
Inheems in Nicaragua en Costa Rica, in water met geringe stroming, zoals meren en plassen met een rotsachtige bodem. Ook worden deze vissen gevonden in de luwere delen van grote rivieren.
Vorm als bij de geslachtsbeschrijving. Kleur geheel oranje tot warmgeel, waarnaar de naam verwijst, maar ook variaties met 7 donkere dwarsbanden, een donkere rug, donkere vlekken in het midden of een combinatie hiervan komen voor. Ook de bek kan daarbij zwart zijn gekleurd. Mannen zijn forser gebouwd en vertonen een prominent aanwezige voorhoofdsbult. In het wild is dit een verschijnsel dat zich uitsluitend tijdens de balts voordoet, maar in aquaria zijn ze meestal permanent. Overigens vertoont ook de vrouw een bult, al is die minder fors. Bij vrouwen is de ➛genitaalpapil korter en afgerond.
Lengte tot 35 cm.
Verzorging, gedrag en kweek als beschreven bij het geslacht. Enkele honderden eieren worden afgezet en komen na uiterlijk 4 dagen uit, waarna de jongen naar een gegraven kuil worden gebracht. Na een kleine week zwemmen ze vrij.
Geschikt voor aquaria vanaf 800 liter.
Temperatuur: 20 tot 30° C
pH: 6-8 dH: 4-30 fH: 7-53 ppm: 70-500
Kopen: ok.