StaartvinStagnicola corvus

Staartvin

Ook aangeduid met caudaalvin.

Zie verder onder ➛vinnen.

Staghorn

= hertengewei.

Geweivormige roodalg van de soort Compsopogon caeruleus, uit de stam van de ➛Rhodophyta. Deze transparante algenslierten tot ruim 2 mm dikte verschijnen vrijwel uitsluitend aan bladranden van oudere planten. De kleur kan variëren van grijs tot zwartgroen, afhankelijk van de lichtintensiteit.

Staghorn
Compsopogon caeruleus

Deze kosmopolitische soort is de enige binnen de familie Compsopogonaceae. In Duitsland staat de alg bekend als 'Bartalg', maar is niet de als baardalg in Nederland en België bekend staande soort die erg gevreesd is (zie ➛penseelalg).

De staghorn is vergelijkbaar hardnekkig als laatstgenoemde. De alg lijkt een indicator van een hoog ➛ammoniumgehalte, wat zou duiden op rottingsprocessen. Controleer op dode dieren en ook het filter: mogelijk dat deze sterk vervuild is. Reinig deze in dat geval en ververs dan tevens een kwart tot een derde aan water.

In het algemeen duidt de aanwezigheid van ➛algen op een stagnerende plantengroei. In een dergelijk geval is toevoegen van ➛plantenvoeding (met name ➛sporenelementen) en CO₂ aan te raden.

stagnális

= stilstaand (water).

Callitríche

Lýmnaea

Stagnícola

= bewoner van stilstaand water.

Geslacht van slakken met ruim 10 soorten uit de familie van de ➛Lymnaeidae.

Middelgrote zoetwaterslakken met een wereldwijde verspreiding. In Nederland en België zijn drie soorten algemeen, vooral langs de kust en rond de grote rivieren. Ze komen evenwel niet in ➛brak water voor. Deze drie zijn op het oog moeilijk te onderscheiden en lang voor één soort aangezien. Enkel op basis van de geslachtsorganen uit elkaar te houden. Huis ijshoornvormig, spits, maar de middelste windingen zijn relatief het breedst. Lichaam vrij breed, aan de achterzijde rond. Kop breed, lip met diepe inkeping in het midden. Tasters vrij kort, breed en driehoekig.

Bewoners van stilstaand water die zich voeden met ➛organisch afval, ➛detritus en ➛biofilm. Als longslakken halen ze geregeld lucht aan het oppervlak. Deze slakken zijn ➛hermafrodiet.

In aquaria weinig aangetroffen soorten, onbekend is of planten worden gegeten.

corvus

Gmelin 1791

Dikke poelslak

Inheems in Europa, maar ontbreekt in Scandinavië.

Huisvorm als beschreven bij het geslacht. Kleur donkerbruin tot bijna zwart (naam?). Evenals S. palustris van meerdere onopvallende kielen voorzien, die samen met de groeiribben soms vierkante vlakjes vormen. Lichaam eveneens bruinig zwart.

Temperatuur: 10 tot 30° C

pH: 6-8   dH: 8-30   fH: 14-53   ppm: 130-500